Verandert het woord als je de tijd van de zin verandert (tijdproef)?

Get Started. It's Free
or sign up with your email address
Verandert het woord als je de tijd van de zin verandert (tijdproef)? by Mind Map: Verandert het woord als je de tijd van de zin verandert (tijdproef)?

1. Ja, in welke tijd staat de persoonsvorm?

1.1. Tegenwoordige tijd

1.1.1. 1) Ik-vorm: onderwerp is ik of jij/je staat achter de persoonvorm 2) Ik- vorm+t: onderwerp is jij/u/hij/zij/het/men 3) Hele werkwoord: onderwerp is meervoud wij/jullie/zij

1.2. Verleden tijd

1.2.1. Bij sterke werkwoorden hoor je hoe je het schrijft; het verandert van klank: ik koop, ik kocht

1.2.2. Bij zwakke werkwoorden heb je de regels nodig. Je schrijft: ik-vorm + t/d + e/en

1.2.2.1. t of d: zit de laatste letter van de stam (hele ww min en) in 't ex-kofschip, dan schrijf je een t. Zit de laatste letter er niet in, dan schrijf je een d.

1.2.2.2. e of en: is het onderwerp van de zin enkelvoud, dan schrijf je een e. Is het onderwerp meervoud, dan schrijf je en.

1.2.2.3. Wanneer krijg je dubbel t of dubbel d? Als de ik-vorm eindigt op een t, dan krijg je dubbel t. Als de ik-vorm eindigt op een d, dan krijg je dubbel d. Let op: td of dt kan in de verleden tijd niet!

2. Nee, kies één van de andere vormen

2.1. Begint het woord dat je moet invullen met ge/be/ver/ont én staat in de rest van de zin een vorm van hebben/worden/zijn?

2.1.1. Dan is het het voltooid deelwoord (vdw). Je schrijft het woord zoals je het hoort. Maak het woord langer om te horen of het met een t of d moet. Als je twijfelt tussen een t of een d, volg dan de volgende stap.

2.1.1.1. t of d: zit de laatste letter van de stam (hele ww min en) in 't ex-kofschip, dan schrijf je een t. Zit de laatste letter er niet in, dan schrijf je een d.

2.2. Is het woord dat je invult het hele werkwoord, maar verandert het niet?

2.2.1. Dan is het het infinitief (inf) en schrijf je het woord op zoals het in de opdracht (tussen haakjes) staat.

2.3. Eindigt het woord op de letters 'nd'?

2.3.1. Dan is het het onvoltooid deelwoord en schrijf je het woord op zoals je het hoort met aan het einde de letters 'nd'.

2.4. Is de zin een bevel?

2.4.1. Dan is het de gebiedende wijs (gw) en schrijf je de ik-vorm op.

2.5. Staat het woord dat je moet invullen voor een zelfstandig naamwoord (mens, dier, plant, ding, naam)?

2.5.1. Dan is het een bijvoeglijk naamwoord van een werkwoord (bnw). Je schrijft het woord zo kort mogelijk, dus dubbele letters haal je indien mogelijk weg. Indien mogelijk: de uitspraak moet wel hetzelfde zijn (vergelijk verote en verrotte). Twijfel je tussen t/d en e/en, volg dan de volgende stapppen.

2.5.1.1. t of d: t of d: zit de laatste letter van de stam (hele ww min en) in 't ex-kofschip, dan schrijf je een t. Zit de laatste letter er niet in, dan schrijf je een d.

2.5.1.2. (t/d)e of (t/d)en: als het voltooid deelwoord eindigt op t/d, dan schrijf je te/de (geverfde muur, verrotte appels). Eindigt het voltooid deelwoord op en, dan schrijf je en (de gelopen route).

3. Hoe spel je een werkwoord?