1. PERSONAGES
1.1. Hoofdpersonen Je komt de gedachten en gevoelens te weten. Zij worden iemand van vlees en bloed. Je leeft met hen mee. Zij maken een ontwikkeling door. Zij veranderen.
1.1.1. denken en voelen
1.1.2. doen en zeggen
1.1.3. karakter & eigenschappen
1.1.3.1. betrouwbaar-onbetrouwbaar
1.1.3.1.1. haatdragend-kan vergeven
1.1.3.2. strijdlustig-geeft de moed gauw op
1.1.3.2.1. gemoedelijk-venijinig
1.1.3.3. druk-rustig
1.1.3.3.1. agressief/gewelddadig-vredelievend
1.1.3.4. zachtaardig-gemeen/wreed
1.1.3.4.1. eerlijk-oneerlijk
1.1.3.5. actief-lui
1.1.3.5.1. standvastig-wispelturig
1.1.3.6. bescheiden-grote mond
1.1.3.6.1. onzeker-zelfbewust
1.1.3.7. verlegen-brutaal
1.1.3.7.1. angstig-zelfverzekerd
1.1.3.8. bazig-onderdanig
1.1.3.8.1. arrogant-sociaal
1.1.3.9. dwars-meegaand
1.1.3.9.1. makkelijk-moeilijk in de omgang
1.1.3.10. nieuwsgierig-ongeïnteresseerd
1.1.3.10.1. komt voor zichzelf op-laat over zich lopen
1.1.3.11. besluiteloos-besluitvaardig
1.1.3.11.1. impulsief-denkt na
1.1.3.12. warm/gezellig-koel/afstandelijk
1.1.3.12.1. gevoelig-gevoelloos
1.1.3.13. driftig-niet snel boos
1.1.3.13.1. eerlijk-oneerlijk
1.1.3.14. meeloper-eigen weg
1.1.3.14.1. tobberig-zorgeloos
1.1.3.15. hulpvaardig-zoek het uit
1.1.3.15.1. kinderachtig-volwassen
1.1.3.16. gesloten-spontaan
1.1.3.16.1. geremd-vrij
1.1.3.17. vijandig-vriendelijk
1.1.3.17.1. zelfverzekerd-onzeker
1.1.4. ontwikkeling
1.2. Relaties Tussen de personages bestaan relaties. Een belangrijke is die tussen het hoofdpersonage en de voornaamste medespeler. Relaties kunnen hetzelfde blijven, maar ook veranderen. Dit zorgt voor spanning in het verhaal.
1.3. Bijfiguren Je komt weinig over hun innerlijk te weten. je kijkt vooral naar de buitenkant. Zij hebben niet veel verschillende eigenschappen, meestal maar één kenmerkende. Veel bijfiguren reagreen steeds op dezelfde manier en vervullen een vaste rol in het verhaal. Het is vaak de TEGENSTANDER die door en door slecht is, de REDDER IN NOOD met het gouden hart.
1.3.1. Medespelers
1.3.1.1. zijn belangrijk voor wat er gebeurt, het verhaal
1.3.2. Figuranten
1.3.2.1. zijn alleen maar 'vulling' voor het verhaal
1.3.3. Veel bijfiguren reagreen steeds op dezelfde manier en vervullen een vaste rol in het verhaal.