ontwikkeling babytijd

Get Started. It's Free
or sign up with your email address
ontwikkeling babytijd by Mind Map: ontwikkeling babytijd

1. de sociale glimlach

1.1. Definitie: de glimlach van een baby in reactie op een ander persoon, dus niet op een niet menselijke stimulus, wordt gezien als een sociale glimlach.

2. social referencing

2.1. Definitie: het doelbewust zoeken naar informatie over de gevoelens van anderen om duidelijke omstandigheden en gebeurtenissen te kunnen plaatsen

3. De vreemde situatie procedure van Ainsworth

3.1. Definitie: een aantal in scene gezette episoden die de kracht van de hechting tussen een kind en zijn moeder illustreren.

3.2. Fase 1: de moeder en de baby gaan een onbekende ruimte binnen.

3.3. Fase 2: de moeder gaan zitten en laat de baby zelf de ruimte ontdekken.

3.4. Fase 3: er komt een onbekende volwassenen binnen die eerst met de moeder en vervolgens met de baby praat.

3.5. Fase 4: de moeder verlaat de ruimte en laat de baby alleen met de onbekende volwassenen.

3.6. Fase 5: de moeder komt weer terug waarbij ze de baby begroet en geruststelt.

3.7. Fase 6: de moeder verlaat de ruimte opnieuw samen met de onbekende zodat het kind alleen achterblijft.

3.8. Fase 7: de onbekende komt terug.

3.9. Fase 8: de moeder komt terug en de onbekende vertrekt.

4. het zelfbesef

4.1. Definitie: het bewust zijn dat men los van de rest van de wereld bestaat.

5. De empathie

5.1. Definitie: een emotionele respons die correspondeert met de gevoelens van een andere persoon.

6. de dimensies van temperament

6.1. Definitie: patronen van prikkeling (arousal) en emotionaliteit die de consistente en duurzame eigenschappen van een individu vormen.

6.1.1. 1. activiteit: de verhouding tussen actieve perioden en inactieve perioden

6.1.2. 2. toenadering/terugtrekking: de positieve of negatieve reactie van een kind op een nieuw persoon of object.

6.1.3. 3. aanpassing: gemak of de moeite waarmee het kind zich aanpast aan verandering in zijn omgeving.

6.1.4. 4. stemming: het aantal vriendelijk, opgewekte en plezierige reacties versus het aantal onplezierige/ onvriendelijke reacties.

6.1.5. 5. sterkte en duur van de aandacht: de hoeveelheid tijd die een kind aan een activiteit besteed en het effect van afleiding op die activiteit.

6.1.6. 6. afleidbaarheid: de mate waarin het gedrag van het kind verandert als gevolg van stimuli.

6.1.7. 7. regelmaat: de regelmaat van basisfuncties als honger, ontlasting, slapen en wakker zijn.

6.1.8. 8. intensiteit: het energie niveau of de reacties van het kind.

7. De vier hechtingspatronen

7.1. 1. veilig hechtingspatroon: hechtingsstijl waarbij kinderen zich op hun gemak lijken te voelen als hun moeder aanwezig is en ook al raken ze van streek als moeder de ruimte verlaat, naar haar toe gaan als ze terugkeert.

7.2. 2. Angstig-vermijdend hechtingspatroon: hechtingsstijl waarbij kinderen niet de nabijheid van hun moeder opzoeken en haar lijken te mijden als ze terugkeert van afwezigheid.

7.3. 3. Angsig ambivalent hechtingspatroon: hechtingsstijl waarbij kinderen een combinatie van positieve en negatieve reacties op hun moeder vertonen wanneer terugkeert van afwezigheid.

7.4. 4. Gedesorganiseerd en gedesoriënteerd hechtingspatroon: hechtingsstijl waarbij kinderen inconsistent en vaak tegenstrijdig gedrag vertonen.

8. vreemdenangst

8.1. Definitie: de voorzichtigheid en terughoudendheid die baby's laten zien als ze een onbekende ontmoeten.

9. scheidingsangst

9.1. Definitie: de angst die bij kinderen wordt opgeroepen door de afwezigheid van hun vaste verzorger.

10. De persoonlijkheid

10.1. Definitie: Ht geheel van duurzame eigenschappen die het ene individu van het andere onderscheiden.

11. theory of mind

11.1. Definitie: de (cognitieve) vaardigheid om aan jezelf en aan anderen gedachten, gevoelens, ideeën en intenties toe te schrijven en op basis daarvan te anticiperen op het gedrag van anderen.

12. de hechting

12.1. Definitie: het intieme, fysieke en emotionele contact tussen ouder en kind in de periode direct na de geboorte.