1. rechtsrealisme
1.1. het recht heeft gelding door naleving ervan
1.2. rechtsbronnen
1.2.1. gewoonterecht
1.2.2. de jurisprudentie
1.3. aanhangers
1.3.1. Oliver Wendell Holmes en
1.3.1.1. Het systeem van wetten en regels is niet gesloten
1.3.2. Roscou Pound
1.3.3. Benjamin Cardozo
1.3.3.1. aanhanger van het contextualisme
1.3.3.2. er wordt gekeken naar de beste beslissing op basis van maatschappelijke behoefte
1.3.3.3. hechte waarde aan de uitwerking van het recht in de maatschappij
2. sub stroming
2.1. cultuurrecht
2.1.1. stroming tussen het rechtspositivisme en natuurrecht
2.1.2. het recht wordt bepaald door de cultuur
2.1.3. gericht op morele waarden
2.1.4. vertegenwoordigers
2.1.4.1. Radbouch
2.1.4.1.1. het positieve recht gaat altijd voor tenzij
2.1.4.1.2. belangrijkste rechtsbronnen
2.2. rechtsinteractionisme
2.2.1. stroming tussen het natuurrecht en rechtsrealisme
2.2.2. recht wordt gevormd door gezamenlijk handelen van burgers
2.2.3. rechtsregels ontstaan door interactie van burgers onderling aan de hand van verwachtingen
2.2.4. het ongeschreven recht wordt achteraf door rechters opgeschreven
2.3. rechtsinterpretivisme
2.3.1. stroming tussen het rechtspositivisme en natuurrecht
2.3.2. door interpretatie ga je naar het recht kijken
2.3.3. vertegenwoordiger van deze stroming
2.3.3.1. Dworkin
2.3.3.1.1. twee manieren om naar het recht te kijken
3. rechtsbeginselen
3.1. morele principes die algemeen aanvaard en erkend worden
3.2. bijvoorbeeld
3.2.1. redelijkheid en billijkheid
3.2.2. algemeen beginselen van behoorlijk bestuur
3.3. drie functies
3.3.1. de normatieve functie
3.3.1.1. rechtsbeginselen leiden tot rechtsgevolgen
3.3.2. de actualiserende functie
3.3.2.1. het recht kan op deze manier worden aangepast aan de tijd
3.3.2.2. Wrongfull Birth arrest
3.3.2.2.1. meer behoefte aan zelfbeschikking dan aan lotsbeschikking
3.3.3. de legitimerende functie
3.3.3.1. een extra rechtvaardigheid bieden aan een rechterlijke uitspraak in het licht van rechtsregel die dan van toepassing is
3.3.3.2. Wronfull Birt arrest
3.3.3.2.1. door het bespreken van een aantal rechtsbeginselen wordt er een extra motivatie aan een beslissing gegeven
4. Rechtspositivisme
4.1. alleen tijds en plaatgebonden geldende recht
4.2. Belangrijkste rechtsbronnen: wetten & verdragen
4.3. Rechtsregels
4.3.1. Primaire rechtsregels
4.3.1.1. alle regels waaraan af te leiden rechten en plichten geboden & verboden
4.3.2. Secundaire rechtsregels
4.3.2.1. Zij oordelen over het functioneren van de primaire rechtsregels
4.4. belangrijke rechtspositivisten
4.4.1. Hans Kelsen
4.4.1.1. de Strafunbau en de Grundnorm
4.4.2. H.L.A
4.4.2.1. primaire rechtsregels en secundaire rechtsregels
5. natuurrecht
5.1. gaat ervan uit dat er twee soorten recht zijn
5.1.1. recht dat door mensen is gemaakt (tijd en plaatsgebonden)
5.1.2. het natuurrecht: dit geldt overal en altijd
5.2. aanhangers natuurrecht
5.2.1. Thomas van Anqiuno
5.2.1.1. natuurrecht het goddelijke recht
5.2.2. Hugo de Groot
5.2.2.1. mensen dienen het natuurrecht te respecteren. recht is af te leiden van het rationele natuurrecht (rationeel denken)
5.2.3. Socrates
5.2.3.1. geloofde niet in de goden van de staat en liet dit merken aan het volk
5.2.4. John Finnis
5.2.4.1. natuurrechtelijke principes. soms kan het positieve recht voor gaan (alleen in sommige gevallen)