Mw. de Jong

Get Started. It's Free
or sign up with your email address
Mw. de Jong by Mind Map: Mw. de Jong

1. Insuline

1.1. een hormoon die de glucosestofwisseling regelt. Wordt aangemaakt in de alvleesklier

2. Diabetes type II

2.1. insuline resistent

2.2. stofwisseling ziekte

2.3. behandelen

2.3.1. medicatie

2.3.2. gezonde leefstijl

2.3.3. gewicht verliezen

2.4. alvleesklier maakt te weinig of insuline werkt niet goed meer / insuline resistentie

2.5. Overgewicht en leefstijl

3. collom fractuur

3.1. revalidatie

3.2. Genoeg beweging

3.3. let op trombose!

4. bloed en immuniteit

4.1. insuline verlaagt het glucosegehalte in het bloed, na het eten neemt de darm veel suikers op hierdoor verhoogt de bloedglucosespiegel, dit prikkelt de alvleesklier om insuline aan het bloed af te geven. de glucose wordt omgezet in glycogeen (reserve brandstof). lichaamscellen nemen glucose op en zo verdwijnt glucose langzaam uit het bloed

5. Diabetes type I

5.1. Auto-immuunziekte

5.1.1. Behandelen

5.1.1.1. Insuline spuiten of pomp

5.1.2. Alvleesklier maakt geen insuline meer aan

5.1.3. Ontstaat vaak op jonge leeftijd

6. Diabetes

6.1. een ziekte waarbij het lichaam de glucose niet meer in evenwicht kan houden

6.2. Hypo clycemie

6.2.1. Bloedsuikerspiegel is lager dan 4mmol

6.2.1.1. symptomen

6.2.1.1.1. zweten

6.2.1.1.2. moe

6.2.1.1.3. duizelig

6.2.1.1.4. hongerig

6.2.1.1.5. wazig zien

6.2.1.1.6. bleek zien

6.2.1.1.7. trillen

6.2.1.1.8. hartkloppingen

6.2.1.1.9. Hoofdpijn

6.2.2. wat te doen?

6.2.2.1. door suiker te eten gaat een hypo over

6.3. Symptomen

6.3.1. Droge mond - acatonlucht

6.3.2. Veel plassen

6.3.3. Dorst

6.3.4. Wazig zien

6.3.5. vermagering

7. Medicatie van mw.

7.1. insuline kortdurend overdag

7.1.1. insuline direct voor of soms meteen na de maaltijd. Wordt in de buik geprikt

7.2. insuline langdurig 's nachts

7.2.1. insuline wordt langzaam opgenomen, wordt 's avonds gebruikt. Wordt in bovenbeen geprikt

8. Symptomen van mw.

8.1. geen eetlust

8.2. voelt zich warm

8.3. veel plassen

8.4. wat ga je doen?

8.4.1. glucose dagcurve bijhouden

8.4.2. vingerprik, capilair bloed onderzoeken d.m.v. ketonenstrip

8.4.3. zorgen dat zij voldoende drinkt

8.4.4. bij te hoge glycemie, extra insuline bijspuiten m.b.v. bijspuitschema. nagaan of zij tot een risicogroep behoort. Dit altijd in opdracht van de ambulant of arts

8.4.5. overleggen met de arts of mw. haar zorg moet worden aangepast.

8.5. Hyper glycemie

8.5.1. bloedsuikerspiegel is hoger dan 8-10 mmol

8.5.1.1. symptomen

8.5.1.1.1. veel plassen

8.5.1.1.2. veel drinken

8.5.1.1.3. vermoeidheid

8.5.1.1.4. Droge tong

8.5.2. Hyperglykemie coma

8.5.2.1. Zonder behandeling ben je binnen enkele uren dood.

9. Huid

9.1. oorzaken

9.1.1. doorbloedingsproblemen, zenuwschade en infectiegevoeligheid

9.2. huidklachten

9.2.1. droge huid schimmelinfecties dikkere huid vetophoping op spuitplekken verkleuringen of juist minder pigment Suikerplekken op de huid

9.3. suikerplekken

9.3.1. ovale rode plekken van een halve tot 1 centimeter, die vooral op de scheenbenen zitten. Ze kunnen gaan schilferen en verdwijnen daarna. Soms blijft er dan een bruine vlek zitten. Waarschijnlijk ontstaan suikerplekken doordat kleine bloedvaatjes op den duur worden beschadigd door diabetes. Suikerplekken zijn iets anders dan spuitplekken. Die kunnen ontstaan op plaatsen waar je vaak insuline spuit.

10. Observatie en acties betreft mw.

10.1. droge huid

10.2. i.v.m. het vele plassen urine getest. mw. blijkt een urineweginfecties te hebben. Bespreken met de ambulant of arts.

10.3. lichaamstemperatuur meten, zij heeft koorts 38.5

11. Gevolg onstabiele glucosespiegel op lange termijn

11.1. Oogklachten

11.2. Nierziekte

11.3. Hart en vaatziekte

11.3.1. Diabetische voeten

11.4. beschadiging van zenuwbanen

11.4.1. verminderd gevoel in voeten

11.5. Vertraagde maag-darmwerking