Het jonge kind 0-6 jaar

Get Started. It's Free
or sign up with your email address
Het jonge kind 0-6 jaar by Mind Map: Het jonge kind 0-6 jaar

1. Fantasiespel (3 jr)

1.1. Magisch denken

1.1.1. Realiteit, leren onderscheid maken in werkelijkheid en fantasie.

1.2. Werkelijkheid

1.2.1. De sociale ontwikkeling bevorderd, de kinderen leren wat hoort en niet hoort, wat stout is en lief.

1.2.1.1. Zie portfolioblad: Kanjer training

1.2.1.2. Empathisch vermogen

1.2.1.2.1. De vroeg opgedane ervaringen met relaties en emoties, die ons empathisch vermogen doen ontwikkelen, zijn allesbepalend voor ons latere functioneren

1.3. Spanning en angst

1.3.1. Het is belangrijk dat dit fantasiespel bij kleuters de kans krijgt om gespeeld te worden, juist om angsten te boven te komen en onbegrepen zaken te leren hanteren.

2. Imitatiespel

2.1. Rollenspel

2.1.1. Identificeren zich met verschillende rollen van mensen, kenmerken van mensen of rollen mensen.

2.2. Het doe-alsof spel

2.3. Sociale spel

2.3.1. Zich inleven en meeleven met anderen.

2.3.1.1. Empathisch vermogen

2.3.1.1.1. De vroeg opgedane ervaringen met relaties en emoties, die ons empathisch vermogen doen ontwikkelen, zijn allesbepalend voor ons latere functioneren

2.4. Fantasie

2.4.1. Kinderen leren het verschil tussen fantasie en werkelijkheid te leren onderscheiden. Voorlezen een belangrijke rol.

2.4.1.1. Vooral in het fantasiespel oefenen kinderen ook de verbeelding, de basis voor het later kunnen verstaan van cultuur: schilderkunst, beeldhouwkunst, muziek, dans, proza en poëzie.

3. Constructiespel

3.1. Blokken

3.1.1. Wanneer zij met blokken spelen zijn ze aan het tellen, sorteren, op volgorde leggen, voorspellen en evalueren.

3.2. Motorisch spel

3.2.1. Spelen met lego, blokken, wereldspel (huizen, bomen, dieren, auto's, treinen.

3.2.1.1. Kinderen krijgen hierdoor zicht op ruimtelijke verhoudingen.

3.2.1.1.1. Zie portfolioblad Ruimtelijke orientatie

3.2.1.1.2. Portfolioblad Tellen

3.3. Fantasie spel

3.3.1. Bedenken een eigen werkelijkheid; rovershol, maanraket, kasteel ect.

3.3.1.1. In een fantasiespel vertellen kinderen elkaar een verhaal, waardoor ze in verhalen leren denken. Kunst en cultuur gaan hierop voort.

3.4. Sociale spel

3.4.1. Zich inleven en meeleven met anderen.

3.4.1.1. Empathisch vermogen

3.4.1.2. Hoe meer die verbeelding geoefend wordt, hoe beter het is. Het fantasiespel is voor kleuters enorm verrijkend. Het is een middel om zich in te leven in een wereld die buiten de eigen ervaring ligt. Door te spelen beleeft het kind gebeurtenissen, die zich in zijn eigen leven niet voordoen Op die manier krijgt het een voorstelling van de gevoelens en ervaringen van anderen.

3.4.1.2.1. Door deze spelvormen verwerven kinderen inzicht in de sociale regels en structuren.

4. Bewegingsspel

4.1. Buiten spelen

4.1.1. Taal

4.1.1.1. praten, overleggen, vertellen, overtuigen, ect.

4.1.2. Denkontwikkeling

4.1.2.1. Leren verbanden leggen, oplossingen bedenken en uitvoeren.

4.1.3. Energie kwijt

4.1.3.1. Wanneer kinderen hun energie kwijt kunnen, voelen ze zich gezond en zijn ze trots op hun prestaties.

4.1.4. Fantasie

4.1.4.1. Identificeren zich met verschillende rollen van mensen, kenmerken van mensen of rollen mensen.

4.1.4.1.1. Empatisch vermogen

4.2. Motorische ontwikkeling

4.2.1. Grove motoriek

4.2.1.1. Lopen, rennen, voetballen, fietsen, hinkelen, springen, schommelen, klimmen.

4.2.1.2. Door te lopen en te klimmen ervaren kinderen de betekenis van hoog/laag, veraf/dichtbij, snel/langzaam, voor/achter, op/af.

4.2.1.3. Muzikale en ritmische ervaringen

4.2.1.3.1. Bewegingsspel geeft naast plezier ook ervaringen van ruimtelijk inzicht en ritmiek.

4.2.1.3.2. Op muziek bewegen, hard/zacht lopen, stampen/ op je tenen lopen ect.

4.2.2. Fijne motoriek

4.2.2.1. Tekenen, knippen en plakken

4.2.2.1.1. Praten, vragen stellen, rijmen, zingen en vertellen vormen de basis voor het leren lezen en schrijven.

4.2.2.1.2. Zie portfolioblad: Fijne motoriek

5. Verkenningsspel

5.1. Onderzoeken

5.1.1. Ontdekken van de wereld

5.1.1.1. Fijne motoriek

5.1.1.1.1. Zie portfolioblad Fijne motoriek

5.1.2. Verkennen/verwonderen/experimenteren

5.1.2.1. Zie portfolioblad spelen en W&T

5.1.3. probleem oplossend denken

5.2. Creatieve ontwikkeling

5.2.1. 21 eeuwse vaardigheden

5.2.1.1. Voorspellingsvermogen

5.2.1.2. Probleemoplossend denken

5.2.1.3. Improvisatie spelen

6. Jonge kinderen groeien en ontwikkelen zich wanneer de omgeving hen daartoe prikkelt. Het gaat om het stimuleren van processen op het terrein van motoriek, spraak, taal, en denken, spel, motivatie en gevoel.