1. objectieve voorkennis
1.1. micro (klas/familie)
1.1.1. klasgenoten
1.1.2. kind
1.1.3. juf/meester
1.1.4. ouders/grootouders/broer/zus
1.2. actoren
1.2.1. meso
1.2.1.1. kind&gezin
1.2.1.2. zorgjuf/kinderverzorgsters
1.2.1.3. kleuterschool/kinderopvang
1.2.2. macro
1.2.2.1. ouders
1.2.2.2. grootouders
1.2.2.3. CLB
1.2.2.4. verpleegkundige kind&gezin
1.3. factoren
1.3.1. wat?
1.3.1.1. eigen natuurlijke behoeften kunnen beheersen
1.3.2. Wanneer?
1.3.2.1. op eigen tempo
1.3.2.2. 2j.-5j. en ouder
1.3.2.3. voelt behoeften opkomen
1.3.2.4. +/- alle 4 jarigen: overdag zindelijk voor urine en zowel overdag als 's nachts
1.3.2.5. +/- alle 5 jarigen: zowel overdag als 's nachts zindelijk voor stoelgang
1.3.3. Fasen?
1.3.3.1. natuurlijk rijpingsproces
1.3.3.1.1. plasreflex
1.3.3.1.2. bezighouden met het kind
1.3.3.2. hoe kan je zien dat je kind er klaar voor is?
1.3.3.2.1. begrijpen
1.3.3.2.2. kunnen
1.3.3.2.3. willen
1.3.3.3. zindelijkheid 2j.-5j.
1.3.3.3.1. eigen tempo
1.4. feiten
1.4.1. bij jongens duurt het rijpingsproces langer dan bij meisjes
2. subjectieve voorkennis
2.1. vooronderstellingen
2.1.1. "kinderen die op 4 jaar nog niet zindelijk zijn hebben een mentale achterstand."
2.2. gevoelens en gedachten
2.2.1. belangrijk thema in de kleuterklas
2.2.2. onzekerheid van de kinderen
2.3. meningen
2.3.1. kinderen die naar school gaan zouden grotendeels wel zindelijk moeten zijn
2.3.2. zorgjuffen aanwezig in de school om de pampers te verversen