1. Hoe ga je om met verlies in de klas?
1.1. Rustige hoek in de klas
1.2. Luister naar de gevoelens
1.3. Zeg tegen de kleuter dat het verdriet lang kan duren
1.4. Toon je eigen gevoelens
1.5. Durf erover te vertellen
1.6. Antwoord op alle vragen van de kleuter
2. Rouw in de verschillende culturen.
2.1. Joden
2.1.1. Na de uitvaart volgt voor de directe nabestaande 7 dagen rouw,het sjiwwe zitten. De mannen blijven thuis en scheren hun niet en men wordt verzorgd door anderen bijvoorbeeld eten komen brengen.
2.1.2. Meestal geen bloemen
2.1.3. Om te laten zien dat ze geen haast hebben, stopt de stoet 3 keer
2.1.4. Hun uitvaarten vinden 36uur na het overlijden plaats
2.1.5. In de kist zit een beetje aarde uit Israel
2.2. Islam
2.2.1. Bij de islam duurt de rouwperiode 3 dagen
2.2.2. In de 3 dagen worden de nabestaande getroost of gecondoleerd
2.2.3. Als een vrouw haar man sterft, dan is heer rouwperiode 4maanden en 10 dagen
3. Objectieve kennis.
3.1. Actoren
3.1.1. Micro
3.1.1.1. Medeleerlingen
3.1.1.2. Ouders
3.1.1.3. Broer/zus
3.1.1.4. Directie
3.1.1.5. Klasgenoten
3.1.2. Meso
3.1.2.1. CLB
3.1.2.2. Leerlingbegeleider
3.1.2.3. Zorgcoodinator
3.1.3. Macro
3.1.3.1. Ouders
3.1.3.2. Pedagogen
3.2. Wat,waar, wanneer?
3.2.1. Wat? kleuters rouwen omdat ze iemand missen
3.2.2. Waar? Ze kunnen overal rouwen
3.2.3. Wanneer? Hangt af van de persoon
3.3. Rouwplek in de klas
3.3.1. Deken
3.3.2. Kussens
3.3.3. Knuffels
4. Subjectieve voorkennis
4.1. Gevoelens en gedachten
4.1.1. Verdriet
4.1.2. Boos
4.1.3. Alleen willen zijn
4.1.4. Bang/ angstig
4.2. Prentenboek voorlezen over verdriet aan de klas
4.3. Wie is er gestorven?
4.3.1. Huisdier
4.3.2. Vriend
4.3.3. Famillie