1. anticiperen en observeren
1.1. Vooruitdenken, om gezondheid- bevordering makelijker te maken.
1.2. Vroegtijdig signaleren waardoor complicatis voorkomen kunnen worden.
2. multidisciplinair
2.1. Andere disciplines zijn nodig om op meerdere vlakken de gezondheid te bevorderen bij een patiënt.
3. evalueren & reflecteren
3.1. kennis bespreekbaar maken met collega's om samen de gezondheid te bevorderen. Met twee zie je namelijk meer als alleen.
3.2. kijken waar je staat in het ziekteproces om te zien of er aanpassingen nodig zijn in het beleid of andere interventies.
3.3. Proces evalueren van handelingen van de verpleegkundige, is er goed gehandeld? kan er in de toekomst anders worden gehandeld?
4. MODEL VAN LALONDE (1974
4.1. gezondheid wordt beïnvloed door verschillende soorten factoren
4.1.1. gezondheidsdeterminanten
4.2. gezondheid wordt bepaald door vier determinanten:
4.2.1. omgeving
4.2.1.1. fysieke en sociale omgeving
4.2.1.1.1. fysiek: woonomgeving, groenvoorziening, fietspaden, speelvoorzieningen etc.
4.2.1.1.2. social: sicuake verbanden zoals; vrienden, familie, opleidingsniveau, gezinsituaite etc.
4.2.2. leefstijl
4.2.2.1. omgaan met stress
4.2.2.1.1. bewegingspatroon
4.2.3. biologische factoren
4.2.3.1. factoren van binnen in het individu
4.2.3.1.1. erfelijk
4.2.4. voorzieningen gezondheidszorg
4.2.4.1. vaccinaties
4.2.4.2. leefstijladviezen
5. analyseren
5.1. Casus goed in beeld brengen voor zowel jezelf als mede verpleegkundige doormiddel van rapportages.
5.2. Deze informatie is van belang om later in het proces de gezondheid te gaan bevorderen.
6. interventies
6.1. handelen vanuit wat de patiënt verstaat onder kwaliteit.
6.1.1. onnodig verslechtering voorkomen.
6.1.2. interventies inzetten ter voorkoming van (onnodige) schade bij een ziektebeeld.
6.1.2.1. bedcomplicaties
6.1.2.1.1. obstipatie
6.1.2.1.2. decubitus
6.1.2.1.3. longontsteking
6.1.2.1.4. spitsvoeten
6.1.2.1.5. trombose
6.1.2.1.6. smetplekken
7. actieve houding
7.1. De verpleegkundige heeft de taak de patiënten te motiveren en stimmuleren in hun veranderingen tijdens het ziekteproces.
7.1.1. zelfredzaamheid vergroten bij de patiënt
7.1.1.1. de patiënt stimuleren tot het maken van eigen keuzes.
7.1.1.2. empowerment toepassen
7.1.2. eigen regie stimuleren
7.1.2.1. samen denken met de patiënt en niet nadenken en beslissen vóór een patiënt.
7.1.2.2. ondersteunende, doorvragende en coachende rol van de verpleegkundige.
7.1.2.3. krachten van de patiënt positief laten benutten.
7.1.2.4. motiveren tot verandering.
7.1.2.5. versterken of inschakkelen van informele en sociale netwerken.
8. algemene interventies die een verpleegkundige kan oppakken
8.1. voorlichting geven aan individuen of groepen.
8.2. brochure of folder ontwikkelen met betrekking tot het thema.
8.3. cursus opzetten
9. ASE MODEL
9.1. attitude
9.1.1. kennis en ervaringen van de patiënt.
9.1.2. voorbeelden uit de omgeving.
9.2. sociale invloed
9.2.1. invloed van een groep waartoe een patiënt behoort.
9.2.2. gedragingen die voortkomen uit de sociale omgeving.
9.3. eigen effectiviteit
9.3.1. zelfbeeld van de patiënt.
9.3.2. positieve of negatieve ervaringen.
9.3.3. persoonlijke kenmerken.
9.3.4. invloeden van buitenaf.
9.3.5. financiële situaite.