1. bloedplasma
1.1. plasma eiwitten
1.1.1. fibrobene (bloed stollen)
1.2. water
1.2.1. zuurstof
1.2.2. voedingstoffen
1.2.2.1. vitamines
1.2.2.2. mineralen
1.2.2.3. glucose
1.2.2.4. verbeteringproducten
1.2.3. afvalstoffen
1.2.3.1. koolstofdioxide
1.2.4. regelende stoffen
1.2.4.1. hormonen
1.2.4.2. enzymen
1.2.5. beschermende stoffen
2. binnen dringen van ziekteverwerkers
2.1. lichaamsvreemde stoffen/ antigenen
2.1.1. infecties
2.1.1.1. dringen ziekte verwekkers je lichaam binnen
2.1.1.1.1. bacterie
2.1.1.1.2. virussen
2.1.1.1.3. voetschimmels
2.1.1.1.4. dieren
2.1.1.1.5. kalknagels
2.1.2. bloedtransfusies
2.1.3. orgaatransplanties
2.2. vervolgen
2.2.1. koorts
2.2.2. pillen slikken
2.2.2.1. antibiotica
2.2.2.2. pencilline
3. bloedvatenstelsel
3.1. hart
3.1.1. pompt bloed door de bloedvaten
3.1.2. rechterharthelft
3.1.2.1. pompt bloed naar de longen dan weer terug naar het hart
3.1.3. linkerharthelft
3.1.4. harthelften gescheiden door tussenwand
3.2. bloedvaten
3.2.1. legt weg door lichaam af
4. hecht aan een antigenen/ bedekt de ziekte verwekker met witte bloedcellen
5. Samenstelling bloed
5.1. Cellen
5.1.1. Witte bloedcellen
5.1.2. rode bloedcellen
5.1.3. bloedplaatjes
5.1.3.1. stukjes cel
5.2. Bloesplasma
5.2.1. H2O
5.2.2. Eiwitten
5.2.3. zouten
5.2.4. voedingstoffen
6. cellen
6.1. rode bloedcellen
6.1.1. vervoeren zuurstof
6.2. Witte bloedcellen
6.2.1. antistoffen tegen ziekte verwerkers maken
6.2.2. onvoldoende antistof
6.2.2.1. ziek
7. bloedsomloop
7.1. kleine bloedsomloop
7.1.1. zuurstof opgenomen
7.1.2. koolstof dioxide afgeven
7.1.3. nu naar linker helft
7.2. grote bloedsomloop
7.2.1. dubbele bloedsomloop
7.2.1.1. bij een omloop twee keer door het hart
7.2.2. pompt bloed naar het hele lichaam
7.2.3. daarna weer naar rechterhelft
7.2.4. zuurstof en voedingsstoffen afgegeven aan organen
7.2.5. afvalstoffen opgenomen