1. Domeinspecifieke kennis
1.1. Declaratieve kennis (wat-kennis)
1.2. Procedurele kennis (hoe-kennis)
2. Metacognitieve kennis
2.1. Kennis over zichzelf als lerende/zelfkennis
2.2. Kennis over het leren/leerkennis
3. Zelfregulering
3.1. Beginsituatie bepalen
3.1.1. Observatie (kijken en luisteren)
3.1.2. Toets (inschatten metacognitieve vaardigheden)
3.1.3. Gesprek (individueel of in groep)
3.2. Zelfregulerend leren in de klas
3.2.1. Leerkrachtgestuurd onderwijs
3.2.1.1. Metacognitieve vaardigheden worden voornamelijk vervuld door de leerkracht
3.2.2. Leerlinggestuurd onderwijs
3.2.2.1. Metacognitieve vaardigheden worden aangesproken door de leerling zelf
3.2.3. Gedeelde sturing
3.2.3.1. Wanneer zowel leerling als leerkracht metacognitieve vaardigheden vervullen
3.3. Gestimuleerd door gemedieerde leerervaringen
3.3.1. Denkstimulerende omgeving
3.3.1.1. Werkvormen
3.3.1.2. Modelleren
3.3.1.3. Relateren van vakspecifieke inhouden aan metacognitieve vaardigheden
3.3.1.4. Aanleren van specifieke leerstrategieën
4. Metacognitieve vaardigheden
4.1. OVUR-schema
4.1.1. Oriënteren op een plan/taak
4.1.2. Opmaken van een planning
4.1.3. Uitvoeren van een plan + bijsturen indien nodig
4.1.4. Zelfevaluatie bij eigen gedrag
5. Cognitieve vaardigheden
5.1. Leer- en studeerstrategieën
5.1.1. Eenvoudige leertaken
5.1.1.1. Memoriseren
5.1.1.2. Groeperen
5.1.1.3. Elaboreren
5.1.2. Complexe leertaken
5.1.2.1. Selecteren
5.1.2.2. Relateren
5.1.2.3. Structureren
5.1.2.4. Kritisch verwerken
5.1.2.5. Concretiseren
5.1.2.6. Toepassen
5.2. Probleemoplossende vaardigheden
5.2.1. Systematische zoekstrategieën
5.2.1.1. Stappenplan
5.2.1.2. Procedure