Onderzoeksvaardigheden Les 1

Onderzoeksvaardigheden Les 1

Get Started. It's Free
or sign up with your email address
Onderzoeksvaardigheden Les 1 by Mind Map: Onderzoeksvaardigheden Les 1

1. Opdrachtgever

1.1. Analyseren van het probleem

1.1.1. Overleg goed met de opdrachtgever

1.1.2. Maak duidelijke afspraken over precieze onderzoeksvragen

1.1.3. Houd rekening met ethische voorwaarden

2. Onderzoeksethiek

2.1. Voorbeeld: Zou je meewerken aan een marktonderzoek om erachter te komen hoe je het best nieuw snoep voor kleuters kunt verkopen

3. Onderzoeksvraag

3.1. De vraag waar het onderzoek antwoord op geeft

3.1.1. Deze specificeert waar je het in het onderzoek antwoord op geeft

3.1.2. Deze geeft richting aan je onderzoek

3.1.3. Deze geeft de reikwijdte aan van je onderzoek

3.2. Formuleren onderzoeksvraag

3.2.1. Eisen

3.2.1.1. De centrale vraag is te beantwoorden

3.2.1.2. De onderzoeksvraag en de doelstelling sluiten op elkaar aan

3.2.1.3. De centrale vraag is geformuleerd als een vraag

3.2.1.4. De centrale vraag is ondubbelzinnig geformuleerd

3.2.1.5. De centrale vraag is niet te breed geformuleerd

3.2.2. Controleren centrale vraag

3.2.2.1. Check op

3.2.2.1.1. Koppelwoorden zoals 'en' en 'of' mogen niet in de hoofdvraag voorkomen

3.2.2.1.2. Er wordt niet gevraagd naar een mening, norm of waarde

3.2.2.1.3. Er zijn meerdere deelvragen nodig om antwoord op de hoofdvraag te vinden; indien dit niet zo is is de vraag te simpel

3.2.2.1.4. Er is theoretische kennis beschikbaar over het onderwerp; indien er geen kennis te vinden is is de vraag te simpel

3.2.2.1.5. De vraag is kort en bondig te beantwoorden

3.2.2.1.6. Onderzoeksmethoden zijn binnen de getelde tijd te doen

4. Onderzoekseenheden en kenmerken

4.1. Generalisatiepretentie: over wie of wat doe je je uitspraken? Voor wie gaan straks de resultaten van je onderzoek gelden?

4.2. Kenmerken: eigenschappen van de eenheden

4.3. Eenheden: Het onderwerp van de onderzoeksvraag

4.4. Voorbeeld: Hoe vaak komen vermoeidheidsklachten onder studenten voor?

4.4.1. Student is de eenheid

4.4.2. Vermoeidheidsklachten is het kenmerk

4.5. Datamatrix

4.5.1. Een tabel waarin gegevens overzichtelijk zijn weergegeven: Eenheden aan de linkerzijde als rijen, Kenmerken als kolommen. Vooral bij kwantitatief onderzoek

4.5.1.1. Kwalitatief onderzoek: Voorbeeld; Problemen kast monteren: Kasten zijn het object, Alle kasten of specifieke kast? Alle nederlanders of alleen 18+ etc.

4.6. Valkuilen

4.6.1. Bedrieglijke eenvoud

5. Voorbereiden onderzoek

5.1. Literatuuronderzoek

5.1.1. Is onderzoek al eerder door anderen gedaan?

5.1.2. Geen vergelijkbaar, maar wel verwant onderzoek?

5.1.3. Waarom?

5.1.3.1. Begrippen definiëren en meten

5.1.3.2. Methodologische aspecten (onderzoeksopzet)

5.1.3.3. Theorie (bronnenonderzoek)

6. Verschillende typen onderzoek

6.1. beschrijvend

6.1.1. Het gaat om registratie, ordening van wat zich voordoet op een bepaald gebied

6.1.1.1. Voorbeelden: Hoe vaak hebben studenten RSI-problemen?

6.1.1.2. Aanvullen met kwalitatieve casestudie (diepte-interviews met studenten die ernstige RSI-klachten hebben)

6.2. Explorerend/verkennend

6.2.1. Je zoekt meetbare verbanden en verklaringen: Hiermee stel je vast of de relevante factoren invloed hebben, in welke mate ze invloed hebben en of ze misschien samenhangen met andere factoren

6.2.1.1. Voorbeeld: Hoe komt het dat ijzer sneller roest bij hogere temperatuur?

6.3. Toetsend/verklarend

6.3.1. Wanneer je een idee hebt en wilt weten of dit klopt, spreken we van een toetsend onderzoek

6.3.1.1. Voorbeeld: Theorie toetsen of autoritair stijl van management invloed heeft op lage omzet van afdeling warenhuis.

6.3.1.2. Evaluatieonderzoek: Een verwatching: fabrikant verwatch dat zijn muispen tot minder RSI-klachten leidt. JE evalueert effecten van deze pen door te toetsen of het echt vermindering oplevert

6.3.2. Template-benadering: toetsen of eerder ontwikkelde theorie ook geldig is in andere nieuwe situaties

7. Uitvoerbaarheid onderzoek

7.1. Vier factoren

7.1.1. Tijd

7.1.2. Geld

7.1.3. Bereidheid van respondenten

7.1.4. Bereikbaarheid respondenten (of bereikbaarheid bestaand materiaal)

8. Kwalitatief onderzoek

8.1. Heeft een open onderzoeksvraag: bijv. Wat kan er volgens de studenten aan het onderwijs verbeterd worden?

8.2. De onderzoeksvraag kun je tijdens het onderzoeksproces aanpassen

8.3. Doel is vooral het ontwikkelen van nieuwe ideeën

8.4. De dataverzameling is hier niet standaard, kan op verschillende manieren. bijv. niet alleen praten, maar observeren etc.

8.5. Resultaten van de dataverzameling zijn observatie-en gespreksverslagen e bestaande gegevens zoals dagboekfragamenten

8.6. Observatie-en gespreksverslagen reduceer je tot labels en vervolgens breng je daar structuur in

9. Kwantatief onderzoek

9.1. Gesloten onderzoeksvraag, bijv. Hoe tevreden zijn studenten over het onderwijs?

9.2. Onderzoeksvraag ligt vast

9.3. Doel is vooral beschrijven en toetsen van vooraf vastgelegde ideeën

9.4. Je verzamelt op 1 manier data

9.4.1. bijv. een vragenlijst

9.5. Resultaten van de dataverzameling zijn cijfers

9.6. Data evalueer je met statistische analyses

10. Onderzoekscyclus

10.1. Probleemstelling -> Doelstelling -> Onderzoeksvragen -> Verzamelen van informatie -> Ordenen en analyseren van gegevens -> Trekken van conclusies -> Doen van aanbeveling -> Rapporteren/presentatie -> Probleemstelling etc.

10.2. Van probleem naar onderzoeksvraag: (Probleemstelling -> Doelstelling) -> onderzoeksethiek - Onderzoeksvraag

11. Probleemstelling

11.1. Dit is de achtergrond waaruit de onderzoeksvraag komt, bijv, Studie-uitval in hbo

11.1.1. Taak van de onderzoeker: Informatie leveren die anderen kunnen gebruiken om problemen op te lossen

12. Doelstelling

12.1. Waarom doe ik dit onderzoek? Wat wil je ermee bereiken?

12.1.1. Voorbeeld: Kamer van Koophandel krijgt te maken met maatschappelijk problemen van zzp’ers. Het karakter van de problemen is onduidelijk. Onderzoeksdoel: verkrijgen van informatie over door zzp‘ers ervaren problemen

12.2. Praktisch relevant onderzoek: Toegepast onderzoek

12.2.1. Hier lever je kennis toe om praktische problemen op te lossen

12.3. Theoretisch relevant onderzoek: Zuiver wetenschappelijk onderzoek

12.3.1. Hier lever alleen de informatie, niet ter oplossing van een probleem

13. Hypothese= is een op een theorie gebaseerd antwoord op de onderzoeksvraag die je in het onderzoek gaat toetsen