vakantie

1. wat heb ik gedaan?

1.1. met de bus naar het strand gegaan

1.2. aan het zwembad gelegen

1.3. eten

1.3.1. zonnen

2. waarheen?

2.1. naar spanje

2.2. 1 dag naar salou

3. wat thuis gedaan?

3.1. mijn verjaardag

3.2. met vriendinnen uitgaan

3.3. paar keer naar het zwembad geweest

3.4. naar de film geweest

4. mijn 16e verjaardag

4.1. familie kwam langs

4.2. vriendinnen kwam drinken en we gingen daarna uit

4.3. veel cadeautjes gekregen

5. kennissen

6. tweelingbroer

7. papa

8. mama

9. met wie?

10. hoelang?

10.1. 2 weken

10.2. 4 weken thuis

11. werk

11.1. extra werken

11.2. lange dagen in het weekend

11.3. 30 uur ongeveer in een week