1. economisch
1.1. tijdruimtecompressie
1.1.1. ontwikkeling communicatie techniek
1.1.1.1. ict
1.1.1.1.1. Smartphones
1.1.1.1.2. internet
1.1.1.1.3. comunicatie
1.1.2. ontwikkeling transport techniek
1.1.2.1. vervoer
1.1.2.1.1. vliegtuig
1.1.2.1.2. containerschepen
1.1.2.1.3. vrachtwagens
1.2. internationale arbeidsverdeling
1.2.1. centrum
1.2.1.1. tertairesector
1.2.1.1.1. dienstensector
1.2.1.1.2. formelesector
1.2.1.2. globalshift
1.2.1.2.1. economisch zwaartepunt
1.2.2. semi-periferie
1.2.2.1. secundairesector
1.2.2.1.1. industrie
1.2.2.1.2. informelesector
1.2.3. periferie
1.2.3.1. primairesector
1.2.3.1.1. land en mijn bouw
1.2.4. ruilvoetverslechtering
1.2.5. kolonialisme
1.3. beroepsbevolking
1.3.1. gem. inkomen
1.3.2. BNP
1.3.3. meer werkgelegenheid
1.4. vrijhandel
1.4.1. wto
1.4.1.1. NAFTA
1.4.1.2. EU
1.4.2. vrijhandelzones
1.4.3. lagere prijzen
1.4.4. meer aanbod
2. politiek
2.1. protectie
2.1.1. exportindustriehandel
2.1.1.1. exportindustriezones
2.2. migratie
2.2.1. vluchtelingen
2.2.2. geldzendingen
2.3. liberalisering
2.3.1. vrijhandel
3. cultureel
3.1. amerikanisering
3.1.1. macDonalds
3.1.2. andere Amerikaanse bedrijven
3.2. mondiale cultuur
3.2.1. inkomensverschillen
3.2.1.1. armoede
3.3. etnische spanning
3.4. regionale ongelijkheid
3.5. cultuurelementen
3.5.1. gewoonten en gebruiken
3.5.2. taal
3.5.2.1. lingua franca
3.5.2.1.1. school
3.5.2.1.2. media
3.5.3. godsdiensten
3.5.3.1. islam
3.5.3.2. christendom
3.5.3.3. Jodendom
3.5.4. identiteit
3.6. hdi
3.6.1. onderwijs
3.6.2. gezondheid
3.6.3. inkomen