Get Started. It's Free
or sign up with your email address
BV SE1 by Mind Map: BV SE1

1. BAROK (1600-1750)

1.1. Bouwkunst

1.1.1. Rijk materiaal gebruik

1.1.2. tweezijdige symmetrie

1.1.3. ingewikkelde patronen

1.1.4. veel versieringen

1.1.5. goddelijke onderwerpen

1.1.6. verticaal accent

1.1.6.1. doorlopen van zuilen

1.1.7. cirkel, ovaal, driehoek

1.2. schilderkunst

1.2.1. realisme

1.2.2. dramatisch

1.2.3. veel emotie

1.2.4. clair-obscur

1.2.5. veel snelheid en beweging

1.2.6. lichtbron niet duidelijk

1.2.7. diagonalen

1.3. Beeldhouwkunst

1.3.1. veel draaiingen

1.3.2. licht/donker contrast

1.3.3. plooiing in kleding

1.3.3.1. textuurverschil

1.3.4. gladgepolijste huis

1.4. Van Frankrijk

1.4.1. Hofstijl

1.4.2. Burgers hadden meer geld

1.4.2.1. Gouden eeuw

1.5. gesammkunst

1.5.1. totaalkunst

1.6. beweeglijker dan Renaissance

1.7. grachten van Amsterdam

1.8. Binnenhuis architectuur

1.8.1. Buitenlandse producten

1.8.1.1. handel

1.9. Alles is status verhogend

1.9.1. geen kerk en adel als opdrachtgever

1.9.1.1. kerk niet omdat protestanten geen beelden willen

1.9.1.2. Adel niet omdat er geen Nederlandse vorstenhuizen zijn

1.9.2. rijke kooplieden zijn opdrachtgever

1.9.2.1. schilderkunst

1.9.2.1.1. goed perspectief

1.9.2.1.2. geen grote schilderijen

1.9.2.1.3. veel lucht, weinig land door lage horizon in Nederland

1.10. vanitas stillevens

1.10.1. bewust maken van ijdelheid en vergane rijkdom

1.10.2. typisch nederlands

1.10.2.1. matigheid

1.11. versiering was belangrijker dan functie

1.12. trompe l'oeil

1.12.1. illusionisme

1.12.1.1. lijkt ruimtelijk

2. Muziek

2.1. Renaissance

2.1.1. in de opvoeding belangrijk

2.2. eerst was muziek eenstemmig

2.2.1. daarna polyfoon

2.3. niet alle muziek had te maken met god

2.3.1. daarna madrigalen

2.3.1.1. volkzang

2.4. stem

2.4.1. gecultiveerd zijn

2.4.1.1. hoog kunnen zingen

2.4.1.1.1. vooral mannen

2.5. muziek zonder emotie

2.5.1. prima pratica

2.6. muziek dat emotioneel is

2.6.1. secunda pratica

3. Lodewijk XIV

3.1. le roi soleil

3.1.1. Apollo

3.2. absolutisme

3.2.1. de staat ben ik

3.2.2. verlicht absolutisme

3.2.2.1. stelt het volk voorop

3.3. Divertisment

3.3.1. muzikaal moment

3.3.1.1. dans

3.3.1.1.1. verhaal vertellen

4. RENAISSANCE (1450-1600)

4.1. Mens werd belangrijk

4.1.1. Hun wereld vergroten

4.1.1.1. Literatuur

4.1.1.2. Wetenschap

4.1.2. Kunstenaar niet langer anoniem (eerst waren ze dienaar van god, de kerk.)

4.1.3. veelzijdige kunstenaars

4.2. ontstond in Florence

4.2.1. verspreidde over Italië

4.2.1.1. door handel veel rijkdom

4.2.1.1.1. brede kleren

4.3. Bouwkunst

4.3.1. aandacht voor klassieken

4.3.1.1. (naakte) beelden

4.3.1.1.1. beeldhouwkunst

4.3.1.1.2. levendig

4.3.1.1.3. anatomie

4.3.1.1.4. materialen

4.3.1.2. veel kennis vd klassieken

4.3.1.3. veel kennis van de anatomie

4.3.2. zuilen

4.3.3. koepels

4.3.4. horizontale bouw

4.3.4.1. verwijst naar het aardse

4.3.5. rechthoekig

4.4. Eind van de renaissance

4.4.1. ingewikkelde houdingen en emotie

4.4.1.1. overgang naar de barok

4.5. David- Michelangelo

4.5.1. homo universalis

4.5.2. bijbelse figuur afgebeeld als klassiek

4.5.3. anatomie perfect

4.5.4. beweging

4.5.4.1. contrapost

4.5.4.2. houding

4.5.4.3. spieren

4.6. Il libro del cortegiano

4.6.1. Baldassare Castiglione

4.6.2. hoe gedragen op het hof

4.7. Leonardo Davinci

4.7.1. verdedigingswerken

4.7.2. theaterstukken

4.8. rafael

4.8.1. filosofisch

4.8.2. religie

4.8.3. rechtspraak

4.8.4. poëzie

5. GOTIEK (1140-1500)

5.1. verticale bouw

5.1.1. wijst naar de hemel

6. Pausen willen Rome oppimpen

6.1. aflaten

6.1.1. geld

6.1.2. macht kerk vergroten

6.2. nieuwe St. Pieterskerk

7. Contrareformatie

7.1. geloof dichtbij de mens

7.1.1. normale mensen

7.1.2. mensen afgebeeld als martelaar