1. Taalklas 3
1.1. 7/43
1.1.1. Letteraanbod
1.1.2. Klankbod
1.1.3. Woordenschat
1.1.4. Tempo lezen
1.2. Leeslijn
1.2.1. Letteraanbod
1.2.1.1. medeklinkers
1.2.1.2. klinkers
1.2.2. Dubbelklanken
1.2.2.1. ee, aa, oo
1.2.2.2. eu, ui, oe
1.2.2.3. eeuw, auw
1.2.2.4. ieuw
1.2.2.5. -ng, -nk
1.2.3. Woordherkenning
1.2.3.1. klankzuivere woorden
1.2.3.2. woordbeeld
1.2.4. Invuloefeningen
1.2.5. Tempo lezen
1.3. Taal op maat
1.3.1. Werkwoordspelling
1.3.1.1. tegenwoordige tijd
1.3.1.2. verleden tijd
1.3.1.3. voltooide tijd
1.3.2. Leesvaardigheid
1.3.3. Begrijpend lezen
1.3.4. Dictee
1.3.5. Zinsbouw
1.3.6. Spellingregels
1.4. Aanvullend
1.4.1. Thema boeken
1.4.2. Woordzoeker
1.4.3. Muiswerk
1.4.3.1. formuleren
1.4.3.2. grammatica
1.4.3.3. leestekens
1.4.3.4. lezen
1.4.3.5. spelling
1.4.3.6. werkwoordspelling
1.4.3.7. woordkennis
2. Taalklas 2
2.1. Horen zien en schrijven
2.2. Klim op
2.3. Van start
2.4. Aanvullend
2.4.1. Nieuwsbegrip
2.4.2. Beter lezen
2.4.3. Muiswerk
2.4.3.1. formuleren
2.4.3.2. grammatica
2.4.3.3. leestekens
2.4.3.4. lezen
2.4.3.5. spelling
2.4.3.6. werkwoordspelling
2.4.3.7. woordkennis
3. Taalklas 1
3.1. Van start
3.1.1. werkwoordspelling
3.1.2. ontleden
3.1.2.1. redekundig
3.1.2.2. taalkundig
3.1.3. zinsbouw
3.1.4. categoriseert
3.2. De opmaat
3.2.1. verdieping op van start
3.2.2. zelfstandiger
3.2.3. meer verwerkingsopdrachten
3.3. Aanvullend
3.3.1. Taaljournaal
3.3.1.1. Woordpakket
3.3.1.2. Dictee
3.3.2. Nieuwsbegrip
3.3.3. werkwoordspelling
3.3.3.1. methode: werkwoorden op een rij
3.3.3.1.1. deel 1: tegenwoordige tijd
3.3.3.1.2. deel 2: voltooide tijd en verleden tijd
3.3.3.1.3. deel 3: werkwoorden voor gevorderden
3.3.3.2. 10 werkwoorden p/w vervoegen
3.3.4. spreekoefeningen
3.3.4.1. Presentatie
3.3.4.2. Spreekbeurt
3.3.4.3. Rollenspelen
3.3.4.4. Interview
3.3.5. Klare taal
3.3.5.1. Basisgrammatica
3.3.6. Muiswerk
3.3.6.1. formuleren
3.3.6.2. grammatica
3.3.6.3. leestekens
3.3.6.4. lezen
3.3.6.5. spellen
3.3.6.6. werkwoordspelling
3.3.6.7. woordkennis
3.3.7. zelfstandig lezen