1. DENWIS
1.1. Dutch-Early-Nurse-Worry-Indicator-Score: meetinstrument voor het 'niet-pluisgevoel' bij verpleegkundigen. Niet-pluis-gevoel: 9 onderliggende indicatoren.
2. (M)EWS
2.1. Modified Early Warning System: op eenvoudige en snelle wijze een objectief beeld verkrijgen van de vitale functies van een patiënt.
3. Klinisch redeneren
3.1. Het continu procesmatig verzamelen en analyseren, gericht op het vaststellen van vragen en problemen van de zorgvrager en het kiezen van daarbij passende borgresultaten en interventies
3.1.1. Stappen van klinisch redeneren
3.1.2. Oriëntatie op de situatie/klinisch beeld (info verzamelen)
3.1.3. Klinische probleemstelling
3.1.4. Aanvullend klinisch onderzoek
3.1.5. Klinisch beleid
3.1.6. Evaluatie
4. Klinisch besluitvormingsproces
4.1. Verpleegkundig proces
4.2. Het verpleegkundig proces is een systematisch, creatieve benaderingswijze voor het denken en doen van verpleegkundigen die gebruikt wordt om patiëntgegevens te verkrijgen, te categoriseren en te analyseren en om acties te plannen om aan de patiëntbehoeften te voldoen. Deze probleemoplossende methode vereist het kunnen nemen van besluiten, klinisch inzicht en een aantal kritische cognitieve vaardigheden. Het biedt een kader vorr het soort kritisch denken dat verpleegkundigen doen (Wilkinson, 2013).
5. Medische terminologieën
5.1. Anatomie: bouw van het menselijk lichaam
5.2. Fysiologie: functie van een gezond menselijk lichaam
5.3. Pathologie: afwijking van het menselijk lichaam t.o.v. anatomie en fysiologie
5.4. Holisme: holistische benaderingen van de mens: lichamelijk, mentaal, emotioneel
5.5. Somatisch: lichamelijk
5.6. Aeroob cel metabolisme: cellen hebben zuurstof
6. Redeneerhulpmiddelen
7. Homeostase
7.1. Het streven naar intern evenwicht: de stabiliteit van de inwendige toestand van het lichaam. Deze toe-stand wordt gehandhaafd door fysiologische regelsystemen (homeostatische regulatie).
7.1.1. Bij homeostatische regulering is meestal een receptor betrokken die gevoelig is voor een bepaalde prikkel en een effector: de activiteit van deze effector heeft invloed op dezelfde prikkel.
8. SBARR
8.1. Situation Background Assesment Recommendation Repeat: manier om eenduidig met elkaar te kunnen communiceren.
9. ABCDE
9.1. werkwijze waarbij hulp wordt verleend volgens het principe 'treat first what kills first'. Dus eerst de pri-maire, levensbedreigende, letsels en stoornissen en daarna de secundaire c.q. tertiaire letsels en stoornis-sen.
10. Relevante observatieparameters
10.1. Reactiepatroon AVPU/EMV
10.1.1. A: alert / alert - normaal V: verbal / verbaal P: pain / pijn U: unresponsive / geen reactie EMV bepalen: Eyes Movement Verbal response
10.2. Oriëntatievermogen
10.2.1. Tijd, plaats, persoon: weet hier goed antwoord op te geven
10.3. Pupil reactie
10.3.1. Snelle constructie bij veel licht: klein, in het donker groot, allebei symmetrische reactie: link en rechts gelijk: Eindscore 0
10.4. Pijnscore
10.4.1. Geen pijn: score 0
10.5. Ademfrequentie
10.5.1. -Volwassene in rust: 8-20 pm -Hoge ademfrequentie: tachypneu -Lage ademfrequentie: bradypneu -Kinderen ademen sneller
10.6. Ademgeruis
10.6.1. Regelmatig, geen geluid, ritmisch
10.7. Saturatie: SpO2
10.7.1. Zuurstofgehalte in het bloed -Streefwaarde >95-100% -Bij COPD 85-92% -Bij iemand met 1 long weer anders
10.8. Kleur
10.8.1. Gezonde kleur, niet bleek/rood, huidskleur
10.9. NIBP
10.9.1. Non Invasive Blood Pressure (bloeddruk) 110-140/70-90 mmHg
10.10. MAP
10.10.1. Mean Arterial Pressure (bloeddruk) 2 x onderdruk (dia) + bovendruk (sys) / 3 = gemiddelde arteriële bloeddruk
10.11. Hartfrequentie, pulsaties
10.11.1. -Volwassene in rust: 60-100 bpm -Kinderen hebben meer pulsaties
10.12. Hartritme
10.12.1. Regelmatig, meten bij de pols of met ECG (hartfilmpje)
10.13. Halsvenen/CVD (opzwellen halsaderen)
10.13.1. -Niet voelbaar/zichtbaar: niet opgezet -Bij ziekteverschijnselen: verdikte halsvenen, snelle hartfrequentie en lage bloeddruk -CVD: Centrale Veneuze Druk
10.14. Capillaire refilltijd
10.14.1. Snelle terugkleuring van de huid in 1-2 seconden
10.14.1.1. Van wit naar rood
10.15. Diurese
10.15.1. -Normale hoeveelheid urineproductie per dag: 4-5 keer per etmaal, 1-1,5 liter -Meten door katheter of opvangen -Heldere kleur, geen stolsels -1 ml per kilo per uur
10.16. Huidturgor
10.16.1. -Normaal: vormt snel terug -Laag: huid is droog en blijft staan
10.17. Slijmvliezencontrole
10.17.1. Vochtig en glanzend
10.18. Acute gewichtsveranderingen
10.18.1. Binnen 2% gewichtstoename/afname per etmaal
10.19. Kerntemperatuur
10.19.1. 36,5-37,5 graden
10.19.1.1. > 38,5 graden is koorts
10.20. Peristaltiek/defecatiepatroon
10.20.1. -Licht borrelend geluid -Regelmatig -Geen pijn -Vaste structuur, kleur, geur
10.20.1.1. 1-2 keer per dag, afhankelijk per persoon
11. Orgaanfuncties
11.1. Huid
11.1.1. Haar, huid, nagels
11.1.1.1. Beschermt het lichaam tegen gevaren vanuit de omgeving: speelt een rol bij het reguleren van lichaamstemperatuur
11.2. Beenderstelsel
11.2.1. Skelet
11.2.1.1. Biedt ondersteuning, beschermt weefsels, is opslagplaats voor mineralen en vormt bloedcellen
11.3. Spierstelsel
11.3.1. Spieren, pezen en gewrichtsbanden
11.3.1.1. Maakt beweging mogelijk, zorgt voor stevigheid en produceert warmte
11.4. Zenuwstelsel
11.4.1. Centraal zenuwstelsel: hersenen, ruggenmerg Perifeer zenuwstelsel: perifere zenuwen
11.4.1.1. Maakt onmiddellijke reactie op prikkels mogelijk, meestal door het coördineren van de activiteiten van andere orgaanstelsels
11.5. Endocriene stelsel
11.5.1. Epifyse, hypofyse, schildklier, bijschildklieren, thymus, pancreas, bijnieren, ovaria (vrouw), testes (man)
11.5.1.1. Reguleert langdurige veranderingen in de activiteit van andere orgaanstelsels
11.6. Cardiovasculaire stelsel
11.6.1. Hart, arterie (slagader), vene (ader), capillairen
11.6.1.1. Transporteert cellen en opgeloste stoffen, evenals voedingsstoffen, afvalstoffen en gassen
11.7. Lymfestelsel
11.7.1. Lymfeknopen, milt, thymus, lymfevaten
11.7.1.1. Verdedigt tegen infecties en ziekten en zorgt voor terugkeer van weefselvocht naar de bloedsomloop
11.8. Ademhalingsstelsel
11.8.1. Neusholte, sinus, larynx, bronchi, farynx, trachea, long, diafragma
11.8.1.1. Transporteert lucht naar plaatsen waar gaswisseling plaatsvindt tussen de buitenlucht en het circulerende bloed, en produceert geluid
11.9. Spijsverteringsstelsel
11.9.1. Speekselklieren, mond en gebit, farynx, slokdarm, lever, galblaas, maag, pancreas, dunne darm, dikke darm, rectum
11.9.1.1. Verwerkt voedsel, neemt voedingsstoffen op en verwijdert afvalstoffen
11.10. Urinaire stelsel
11.10.1. Nieren, blaas, ureter, urethra
11.10.1.1. Verwijdert overtollig water, zouten en afvalstoffen
11.11. Mannelijk geslachtsstelsel
11.11.1. Prostaat, zaadblaasje, ductus referees, urethra, bijbal, zaadbal, penis, scrotum
11.11.1.1. Produceert geslachtscellen en hormonen
11.12. Vrouwelijk geslachtsstelsel
11.12.1. Melkklier, eileider, ovarium, baarmoeder, vagina, uitwendige geslachtsdelen
11.12.1.1. Produceert geslachtscellen en hormonen, ondersteunt embryonale en foetale ontwikkeling van bevruchting tot geboorte