Get Started. It's Free
or sign up with your email address
Visuele retorica by Mind Map: Visuele retorica

1. 6.6 Stijlfiguren

1.1. Aristoteles en Quintilianus beschreven stijlfiguren en hun functies als metafoor, hyperbool, ironie en rijm en alliteratie.

1.2. De verbale stijlfiguren verdelen we onder in schema's die herhaling benadrukken, en tropen, die onregelmatigheden benadrukken.

2. 6.7 Schema’s: regelmatigheden

2.1. Rijm Repetitie; herhaling van een beeld of boodschap zorgt dat die beter onthouden wordt: het wordt de kijken ingepeperd. Contrast; De tegenstelling is een buitengewoon sterk middel om aandacht te trekken. Verbo-picturaal schema; tekst wordt aangevuld door een foto of illustratie.

3. 6.8 Tropen: onregelmatigheden

3.1. Tropen zijn meer inhoudelijke stijlfiguren die inhoudelijke onregelmatigheden de lezer laten struikelen over de tekst.

3.1.1. Puzzeltjes,Metafoor, Synecdoche, Vergelijking, Personificatie, Hyperbool, Oxymoron, litotes en understatement, pastiche en parodie

4. 6.9 Framing: selectie, salience en spin

4.1. Framing betekent letterlijk; voorzien van een kader. Daardoor isoleer je een verschijnsel en snijd je een deel van de context weg.

4.1.1. Selectie wil Zeggen dat in het proces van framing bepaalde zaken worden weergeven en andere worden weggelaten.

4.1.2. Salience wil zeggen dat wat wordt weergeven ook op een bepaalde manier opvallend in het oog springend wordt gemaakt.

4.1.3. Spin is het middel om aan iets een draai te geven waardoor je het onderwerp in een gewenst perspectief plaatst.

5. Visuele retorica stelt de vraag naar de overtuigingskracht van beeld. en middelen die worden ingezet om te overtuigen.

6. 6.1 Klassieke retorica: overtuiging kunst

6.1. Oorsprong van retorica in het onderwijs, Ideologie van filosoof Aristoteles, de politicus Cicero met zijn vijf taken om te overtuigen.

6.1.1. Aristoteles vijf take: Inventio - Disposito - Elocutio - Memoria - Actio

7. 6.2 Moderne retorica

7.1. De belangstelling van retorica naam tijdens 19de eeuw af, maar tijdens de 20ste eeuw naam het weer toe, door het gebruik van media, fotografie, radio, televisie, de ontwikkeling van de psychologie en de opkomst van vakken als marketing.

7.1.1. Persuasie - fascistische sprekers als Hitler en Mussolini. Propagandaboodschappen

8. 6.4 Ethos, Pathos, Logos

8.1. Ethos (geloofwaardigheid) in beeld: reclames voor onderzoeksinstituten maken gebruik van een speciallist in een witte jas, een goededoelenorganisaties maak gebruik van sympathieke ambassadeurs zoals BN'ers.

8.2. Pathos (emoties) in beeld: schilderijen van Jezus aan het kruis. Foto van Man achter prikkeldraad in Bosnië en beeld wat we kunnen uit nazi concentratie- kampen

8.3. Logos (argumenten) in beeld: Foto’s en illustraties kunnen door hun evocatie kracht en het gevoel van realisme dat ze oproepen en sterke argumenten vormen

9. 6.5 Kairos: het juiste moment

9.1. Sprekers proberen hun publiek op allerlei manieren het gevoel te geven dat dit het moment is.

9.1.1. Aristoteles: kairos een centraal begrip hebben gemaakt in de retorica; de aanpassing van de spreker van zijn boodschap aan precies deze omstandigheden en deze tijd. Voor de Grieken was kairos de God van vluchtige momenten.

10. 6.3 Retorica en het beeld

10.1. Retor: “de spreker” voorbeld: Uncles Sam - “We want you”

10.2. 3 soorten ontsmettingsmiddelen volgens Aristotles: Ethos(geloofwaardigheid) - Pathos(emoties) - Logos(argumenten)

10.3. Beeld laat zich voor retorische analyse - Retorica zegt iets over teksten en beelden die bedoelde zijn om te overtuigen. - Sturende elementen in tekst zoals oordelen, standpunt, adviezen, argumenten. Of sturende elementen in het beeld zoals emoties in gezichten, symbolen van macht en autoriteit en wijzende vingers.