Get Started. It's Free
or sign up with your email address
Netwerken by Mind Map: Netwerken

1. Media

1.1. Koper

1.1.1. Dit is het oudste maar het meest gebruikte. Er wordt gebruik gemaakt van elektrischiteit.

1.2. Glas

1.2.1. Maakt gebruik van licht ipv elektrischiteit.

1.3. Lucht

1.3.1. Dit is de infraroodtechnologie en er worden geen kables meer gebruikt hiervoor. Dit is trager en duurder van koper en glas.

1.4. Radio

1.4.1. Hierbij wordt het ook door de lucht verzonden maar er worden elektromagnetische goven gebruikt ipv infraroodtechnologie.

2. Netwerktopologie

2.1. Bustopologie

2.1.1. Situering

2.1.2. Voordelen

2.1.2.1. Eenvoudig en betrouwbaar in kleine netwerken

2.1.2.2. Weinig bekabeling nodig, dus goedkoop

2.1.2.3. Gemakkelijk uit te breiden

2.1.3. Nadelen

2.1.3.1. Traag

2.1.3.2. Elke verbindingsstekker verzwakt het signaal dus foutieve berichten

2.1.3.3. Problemen oplossen is moeilijk. Altijd eerst de kabels controlleren

2.1.4. Wanneer hiervoor kiezen?

2.1.4.1. Bij een klein netwerk dat niet snel uitgebreid moet worden, al het niet vaak geconfigureert zal moeten worden en als je een goedkope optie zoekt.

2.2. Stertopologie

2.2.1. Situering

2.2.2. Voordelen

2.2.2.1. Eenvoudig om toe te voegen/ te verwijderen

2.2.2.2. Door gebruik te maken van een hub kan men snel storingen opsporen

2.2.2.3. Als 1 computer niet meer functioneert kan de rest wel nog blijven werken.

2.2.3. Nadelen

2.2.3.1. Als de hub defect is ligt het hele netwerk plat

2.2.3.2. Duurdere bekabeling doordat elke computer verbonden moet zijn met de hub

2.2.4. Wanneer hiervoor kiezen?

2.2.4.1. Bij een groot netwerk, een dynamisch netwerk dat snel/regelmatig groeit en als problemen snel gelocaliseerd moeten kunnen worden.

2.3. Ringtopologie

2.3.1. Situering

2.3.2. Voordelen

2.3.2.1. Geen enkele computer kan het netwerk monopoliseren.

2.3.2.2. Kan gemakkelijk uitgebreid worden

2.3.3. Nadelen

2.3.3.1. Als 1 computer storing heeft zal de rest ook problemen hebben

2.3.3.2. Moeilijk om problemen op te sporen

2.3.3.3. Als een computer wordt toegevoegd of verwijderd wordt het netwerk versoord

2.3.3.4. Wordt niet meer verder ontwikkeld

2.4. Combinatie's

2.4.1. Situering

2.4.2. Wanneer ster-bus kiezen?

2.4.2.1. Netwerk moet gemakkelijk worden uitgebreid - Netwerk wordt vaak opnieuw geconfigureerd - Goedkoop

2.4.3. Wanneer ster-ring kiezen?

2.4.3.1. Groot netwerk - Hoge snelhied - Zware belasting

3. Netwerktypes

3.1. Peer- to peer netwerk

3.1.1. Voordelen

3.1.1.1. Geen extra investeringen voor server apparatuur en besturingssystemen > lagere kosten. Geen netwerkbeheerder nodig. Installatie is eenvoudig.

3.1.2. Nadelen

3.1.2.1. Aantal netwerk verbindingen is beperkt. Zwakke beveiliging.

3.1.3. Wanneer gebruiken?

3.1.3.1. Als er minder dan 10 gebruikers zullen zijn. Die veel weten over computers. Bij een beperkt budget. Geen uitbreidingen meer nodig.

3.2. Client/server netwerk

3.2.1. Voordelen

3.2.1.1. Elke gebuiker krijgt een ww. Minder kosten. Veel gebruikers.

3.2.2. Nadelen

3.2.2.1. Dure serverapparatuur. Computers kunnen niet gebruikt worden. Het zijn non-dedicated servers.

3.2.3. Wanneer gebruiken?

3.2.3.1. Meer dan 10 gebruikers. Die niet veel weten over computers. Bij een groot budget.

3.3. Hybride netwerk

3.3.1. Hierbij worden de meeste zaken door de server uitgevoerd. Maar ieder werkstation kan bronnen beschikbaar stellen voor anderen.

4. Netwerkapparaten

4.1. NIC of netwerk kaart

4.1.1. is een toestel dat ervoor zorgt dat de computers kunnen verbonden worden met elkaar. Hierdoor is dit dan ook het meest voorkomende toestel in een netwerk.

4.2. MAC-adres

4.2.1. Elke NIC heeft een uniek MAC-adres dat in de hardware ingebouwd is. Vandaar dat men dit adres ook het hardwareadres noemt. Dit adres is dan wel uniek, maar men kan het via software vervalsen (Eng.: to spoof), waardoor dit adres niet voor beveiligingsdoeleinden van het netwerk gebruikt kan worden.

4.2.2. Het adres bestaal uit 2 delen : - De eerste 3 bytes of de OUI. (Voor fabrikant te linken) - De laatste 3 bytes of identificatie nummer. (Voor model te linken)

4.3. IP-adres

4.3.1. Soorten adressen

4.3.1.1. Dynamisch IP-adres

4.3.1.2. Statisch IP-adres

4.3.1.3. Prive-IP-adres

4.3.1.4. Routeerbaar-IP-adres

4.3.2. IPv4

4.3.2.1. is een IP-adres een reeks van 32 bits. De adresruimte van IPv4 bevat daarom maximaal 232 = 4.294.967.296 IP-adressen. Dat is minder dan er mensen op aarde zijn.

4.3.3. NAT

4.3.3.1. Onder andere om aan de schaarste aan adresruimte binnen IPv4 tegemoet te komen, is network address translation (NAT), ook wel IP-masquerading genoemd, ontwikkeld.

4.3.4. IPv6

4.3.4.1. Een structurele oplossing voor de schaarste in adresruimte van IPv4 is te vinden in de opvolger hiervan: IPv6. In IPv6 zijn er 128 bits beschikbaar voor een IP-adres, en is de theoretische bovengrens dus 2128 ≈ 3,4 ×1038 IP-adressen.

4.4. Specifieke netwerk apparaten

4.4.1. hub

4.4.1.1. Een netwerkkruispunt

4.4.2. switch

4.4.2.1. Ook switching hub genoemd is een intelegentere en snellere hub dan een gewone hub.

4.4.3. router

4.4.3.1. Een router is een apparaat waarmee twee of meerdere netwerken met elkaar verbonden worden. Eigenlijk is een router een combinatie van hardware en software.

4.4.4. gateway

4.4.4.1. Een gateway is een apparaat dat afwijkende protocollen in verschillende netwerken interpreteert en converteert.

4.4.5. repeater

4.4.5.1. Een Repeater versterkt een signaal, waardoor het een grotere afstand kan overbruggen. Men kan twee categorieën onderscheiden

4.4.5.1.1. Versterkers

4.4.5.1.2. Repeaters

4.4.6. bridge

4.4.6.1. Bruggen vormen verbindingen tussen netwerksegmenten. Hierdoor verhoogt men de maximale grootte van een netwerk. Een brug leest het adres van een inkomend signaal en in tegenstelling tot een repeater, wordt het signaal enkel verstuurd naar het geadresseerde segment.

4.4.7. UPS (ononderbroken voeding)

4.4.7.1. Een Uninterruptible Power Supply is een apparaat dat bij uitval van de netspanning de stroomvoorziening van computers en andere apparatuur voor een korte tijd kan overnemen

5. De belangerijkste funties van een netwerk

5.1. Gegevensuitwisseling

5.1.1. Dit gebeurde vroeger via papier of diskette. Maar nu door een netwerk te gebruiken gaat het uiwisselen van gegevens makkelijker

5.2. Delen van gegevens

5.2.1. Als er op een school dingen gedeeld moeten worden is het makkelijk om dit via een netwerk te doen.

5.3. Bewaren van gegevens

5.3.1. Alles wordt centraal bewaard dus is het makkelijk om reservecopiën te maken.

5.4. Beveiligen van gegevens

5.4.1. Ze kunnen een ww instellen waardoor het netwerk veilig zal zijn

5.5. Delen van hardware

5.5.1. Men kan door een netwerk bijvoorbeeld verbinden met een printer die niet rechtstreeks is verbonden met de computer. Ook scanners, vaste schijven, faxmodems, ...

5.6. Delen van software

5.6.1. Op een school zou het heel lastig zijn als elke pc aparte software moet hebben want dat wordt duur. Dus delen ze de software over al die computers.

5.7. Communicatie

5.7.1. Elektronische post of e-mail. Maar de laatste jaren is dit verandert en gaat dit via het internet.

6. Grote en kleine netwerken

6.1. Pan (Personal area network)

6.1.1. Dit is een netwerk op korte afstand. vb: tussen een computer en zijn randapparatuur.

6.2. Lan (Local area network)

6.2.1. Dit is ook op korte afstand maar dan meer tussen 2 of meerdere computers.

6.3. Wan (Wide area network)

6.3.1. Deze kan gezien worden als een verbinding tussen LAN's. Het bekendste voorbeeld is via internet. Maar ook telefoonlijnen, satelietverbindingen radiogolven en microgolven behoren hiertoe.

6.4. Man (Metropolitan area network)

6.4.1. Dit is ook een verbinding van verschillende LAN's maar hierbij verdelen de LAN's zich over een stedelijk gebied en niet groter. Er zijn 3 soorten LAN's: PEERS(werken op een gelijkwaardige manier samen), CLIENTS(maken gebruik van netwerkbronnen maar kunnen er geen ter beschikking stellen aan anderen vb windows 10) en SERVERS(stellen netwerkresources beschikbaar.

7. Kabels

7.1. Twisted pair

7.1.1. Unshielded kabel

7.1.1.1. Ook UTP kabel genoemd bestaat uit een aantal getwijnde draadparen in een eenvoudig plastieken omhulsel. Er zijn 6 categoriën hierin.

7.1.1.1.1. 1&2 voor stemcommunicatie en hebben lage snelheden 4Mbps.

7.1.1.1.2. 3 verzend gegevens met snelheden tot 10Mbps

7.1.1.1.3. 4 verzend gegevens met snelheden tot 16Mbps

7.1.1.1.4. 5 verzend gegevens met snelheden tot 100Mbps

7.1.1.1.5. 5e verzend gegevens met snelheden tot 1000Mbps (Of 1Gbps)

7.1.1.1.6. 6 bestaat uit vier paar 24 American Wire Gauge (AWG) koperdraden. Deze is momenteel de snelste.

7.1.2. Shielded kabel

7.1.2.1. Ook STP genoemd. Deze heeft een beschermmantel tussen de draden en de buitenste mantel. De binnenste bestaat uit aluminium of polyester. Deze extra bescherming maakt de STP betrouwbaarder dan de UTP

7.2. Coaxkabel

7.2.1. Deze bevat twee geleiders die gebruik maken van dezelfde toegang. De kern wordt gevormd door een koperdraad uit één stuk of door een gevlochten draad die omgeven wordt door een plastic isolatiemateriaal.

7.3. Glasvezel

7.3.1. Glasvezelkabel transporteert lichtsignalen. Vandaar dat dit medium veel efficiënter is dan ander transmissiemedia. Computersignalen worden omgezet naar licht en vice versa. Momenteel is de kabel echter duurder (vooral de nodig apparatuur) dan coax en UTP.

7.4. Draadloze media

7.4.1. Radio golven

7.4.2. Micro golven

7.4.2.1. Aardse microgolfverbinding: hierbij wordt meestal gebruik gemaakt van gerichte paraboolantennes voor het zenden en ontvangen van signalen. Deze zijn sterk geconcentreerd en er moet een direct-zicht aanwezig zijn tussen de antennes

7.4.2.2. Microgolfverbinding via satelliet: satellietsystemen verzenden signalen tussen gerichte paraboolantennes. Ook hier is direct-zicht nodig, maar de satelliet bevindt zich in een baan om de aarde, op ongeveer 50000 km boven de aarde.

7.4.3. Infrarood

7.4.3.1. Infraroodmedia maken voor het verzenden van signalen gebruik van infraroodlicht. LED’s zenden signalen uit die worden ontvangen door fotodiodes. Infraroodmedia opereren in hogefrequentiegebieden. Hindernissen kunnen echter de transmissie verhinderen

8. Communicatieprincypes en technieken

8.1. OSI-Model

8.1.1. 1 De fysieke laag

8.1.2. 2 De datalinklaag

8.1.3. 3 De netwerklaag

8.1.4. 4 De transportlaag

8.1.5. 5 De sessie laag

8.1.6. 6 De presentatielaag

8.1.7. 7 De applicatielaag

8.2. TCP/IP-Model

8.2.1. 1 Applicatielaag

8.2.2. 2 Transportlaag

8.2.3. Internetlaag

8.2.4. Network Interfacelaag

8.3. Vergelijking

8.3.1. Zowel het OSI-model als het TCP/IP-model hebben hetzelfde doel. Ze willen beide willen beide verduidelijking brengen in de werking van de communicatie van een computer netwerk. Toch is er een fundamenteel verschil. Het OSI-model is ontwikkeld uit de theorie en is dus een theoretisch model. Men heeft hier beschreven wat zou moeten zijn. Het TCP/IP-model komt daarentegen voortuit de praktijk nl: de TCP/IP-protocolsuite. Het is een praktisch-model dat beschrijft wat effectief gebeurd.

8.4. TCP/IP vs OSI