1. Creationisme
1.1. Religieus geinspireerde overtuiging dat het universum, aarde en organismen ontstonden door een scheppingsdaad van een ID
1.2. ID = Intelligent Design
1.3. Geven kritiek op evolutieleer
1.3.1. TEGENARGUMENT PALEONTOLOGIE
1.3.1.1. Er ontbreken schakels (missing links)
1.3.2. TEGENARGUMENT VERGELIJKENDE BIOCHEMIE
1.3.2.1. Allereerste eiwit kan per toeval ontstaan
2. Argument 2: VERGELIJKENDE ANATOMIE
2.1. Analoge organen
2.1.1. Oppervlakkige gelijkenissen
2.1.2. Dezelfde functie
2.1.3. Verschillend basisplan
2.2. Homologe organan
2.2.1. Gemeenschappelijke voorouder
2.2.2. Niet altijd dezelfde functie
2.2.3. Hetzelfde basisplan
3. Argument 3: VERGELIJKENDE EMBRYOLOGIE
3.1. De embryonale ontwikkeling verloop bij veel diersoorten op een identieke wijze
3.1.1. Deze diersoorten kunnen een gemeenschappelijke voorouder hebben
3.2. Rudimentaire organen
3.2.1. Orgaan dat langzaam zijn functie verliest
3.2.2. Restanten van vroeger
3.2.3. Bv: handpalmspier, wijsheidstanden
3.3. Atavismen
3.3.1. Kenmerk dat in de evolutie verloren is gegaan en plots weer opduikt
3.3.2. Bv: staart, weerwolvensyndroom
4. Argument 5: BIOGEOGRAFIE
4.1. Bestudeert het verspreidingsgebied van soorten
4.2. 250 miljoen jaar geleden --> één supercontinent PANGEA
4.2.1. Continentendrift
4.2.1.1. Buideldieren en eierlegende zoogdieren kunnen ontsnappen aan concurrentie en overleven
5. Evolutieleer
5.1. Evolutie = geleidelijk veranderen van een soort van generatie op generatie in de loop der tijd
5.2. Charles Darwin
5.2.1. Grondlegger
5.2.2. On the Origin of Species
6. Argument 1: PALEONTOLOGIE
6.1. Wetenschap die fossielen bestudeert
6.1.1. Fossilisatie is een zeldzaam voorkomend proces
6.1.2. Fossielen = Alle resten en sporen van planten en dieren die geconserveerd zijn in gesteenten
6.1.3. Het leven op aarde proberen reconstrueren
6.2. Vorming fossielen
6.2.1. Laag zuurstofgehalte
6.2.2. Koude temperaturen
6.2.3. Harde structuur van het weefsel
6.3. Evolutiereeks
6.3.1. Voldoende fossielen van een dierengroep op veranderingen te reconstrueren
6.4. Fossiele overgangsvorm
6.4.1. Overgangsschakel van de ene belangrijke levensvorm naar de andere
7. Argument 4: VERGELIJKENDE BIOCHEMIE
7.1. Ze bestuderen de bouw van de macromoleculen in organismen
7.1.1. Elk levende wezen heeft een eiwit met een combinatie van 20 aminozuren
7.1.2. ATP is altijd de energieleverancier
7.1.3. Eiwitsynthese verloopt bij iedereen op dezelfde manier
8. Argument 6: BIOTECHNOLOGIE
8.1. Kunstmatige selectie
8.1.1. Eigenschappen/combinaties van eigenschappen worden bewust geselecteerd bij het fokken/kweken
8.2. Domesticeren
8.2.1. De gunstige eigenschappen worden onderling gekruist om de eigenschappen te verbeteren