Get Started. It's Free
or sign up with your email address
pdo by Mind Map: pdo

1. 2.3 dagritmematerialen

1.1. kinderen hebben structuur nodig vooral probleem kinderen. structuur kan je bieden door dagritme karten kalenders en weekoverzicht

1.2. dagritme kaarten zijn karten waar op de de loop van de dag kan zien dit gebeurt vooral bij peuters en kleuters het helpt ook voor het vooruit en terug kijken

1.3. kaler of week overschicht is meer voor de wat oudere kinderen wand die hebben het inzicht van een week zo krijgen ze ook rust wand zo weten ze waar ze aan doe zijn

1.4. pictogrammen helpen voor mensen die niet kunnen lezen bijvoorbeeld jonge kinderen het help voor dat ze toch weten wat ze moeten doen

1.5. routinematerialen is het steets terug laten komen van een activitijd met een materiaal bijvoorbeeld met reken het rekenrijkje elke maandag

2. 2.6 ruimte afstemmen op de doelgroep

2.1. zorg er voor met het inrichten dat je er met een pedagogische visie op kijkt dus creatief samenwerken natuurbeleving

2.2. 0-1 jaar

2.2.1. baby's moeten niet te veel prikkels krijgen geef ze een rustige plek met niet te veen speelgoed en kleuren anders worden ze heel onrustig

2.2.2. zorg ervoor dat er ook stevige dingen staan want ze willen gaan rollen en zig optrekken

2.2.3. zorg er voor dat je als leiding ze ook altijd kan zie

2.3. 1-2 jaar

2.3.1. geef ze de ruimte om te bewegen maar geef ze ook hoeken met niet te veel speelgoed wand ze zijn snel afgeleid

2.3.2. ze houden er ook van om veel met anderen kinderen te doen

2.4. 2-4 jaar

2.4.1. ze moeten veelzijdige dingen krijgen dus of rustig een boekje lezen maar ook een klij hoek

2.4.2. als je een ruimte begruipelijk inricht krijgt het kind ook meer zelfvertrouwen en zelfstandig heid

2.4.3. ze willen graag ook mee helpen dus geef ze daar ook de ruimte voor zelf hun bord op tafel zetten Enzo

2.4.4. ook willen zen beschutting en bescherming ze moetend de mogelijkheid hebben om zich terug te kunnen trekken

2.5. 4-6 jaar

2.5.1. zorg er voor dat alle spullen bij elkaar liggen dat ze niet onnodig door de ruimte heen hoeven te loppen

2.5.2. maak ruimtes de bouwhoek en de poppenhoek

2.5.3. ook is een buiten ruimte nodig waar ze hun energie kwijt kunnen

2.6. 6-9 jaar

2.6.1. groepjes zijn goed voor de samenwerking maar brengt ook onrust

2.6.2. geef ze ook een plek om te kunnen bewegen

2.6.3. voor de bso geld dat ze veel activiteiten kunnen doen

2.7. 9-12 jaar

2.7.1. laat ze zelf maar initiatief nemen met het inrichten van de ruimte kijk maar wat hun makkelijk vinden

3. 2.5 inrichten van ruimtes

3.1. ik de kinderopvang zijn alle ruimtes met een doel ingericht vak in hoeken dus de lees hoek is rustig

3.2. in de klas staan de tavels zo dat de juf iedereen kan zien en worden er met behulp van kasten werk hoeken gekrieert

3.3. in de klas heb je een paar regels die je met je theam afspreekt bijvoorbeeld met zelfstandig werken plekken op de gang en met samen werken groepjes

3.4. markers zijn omgevingskenmerken om de kinderen te helpen de weg te vinden

3.4.1. door de markers maken kinderen een cognitieve kaart voor een baby is een spellmat een goede ze weten waar ze mogen kruipen

3.4.2. door markers weten ze beter de grenzen bijvoorbeeld niet voorbij de witte lijn op het school plein

3.5. multifunctionele ruimst zijn gymzalen bijvoorbeeld in de ochtend is er kleutergym maar in de middag worden banken hoge gezet een moeilijkere toestellen neergezet. in deze ruimtes moeten ook flexibele meubels staan

3.6. een open deur belijd is dat de kinderen binnen en buiten mogen spellen. zo krijg je verschillende klassen die door elkaar heen gaan

3.7. een verticale groep is een groep met kinderen van meerdere leeftijden

3.8. het is goed om rammen altijd op ooghoogte van het kind te hebben zo kunnen ze zelf allen op de gang spelen maar zie je ze alsnog

3.9. het is goed om ook dingen samen te doen voor de verbonden heid bijvoorbeeld een zit hoek waar ze samen kunnen gaan zitten en kletsen

3.10. de autonomie vergroot je door kinderen veel zelf te laten doen dus wasbakken op hun hoogte dat ze er zelf bij kunnen

3.11. denk ook aan de zelf dus ergonomische verantwoord wand jij bent er ook nog denk aan comfort een zeigen zit plek en een eigen kas en rust

3.12. zorg buiten voor veel variatie dus een rustig plekje maar een een klim toestel andere kinderen willen vaak sporten dus voetbal dat moed dus ook kunnen je kan ook kiezen met een tussen weg een klimtoestel dat steeds moeilijker word en zo dus voor verschillende niveaus is

3.12.1. zorg dat de ondergrond ook goed is dus gras kunst zand rubber

3.12.2. geef ze ook een mogelijkheid met de natuur laat ze lekker ontdekken met takken en zand

3.12.3. er word ook gekeken door de gemeente naar kwalitijds eisen is het wel voor die kinderen bedoelt en heeft elk kind genoeg ruimt

4. 2.4 materialen afstemmen op de doelgroep

4.1. jongen kinderen willen vak met gebruiksvoorwerpen de echte weereld na doen dus met dekens een hut maken wat dan je huis

4.2. huishoudelijke voorwerpen helpen kinderen om te ondeken leren en zelfstandig spelen

4.3. open materiaal is het materiaaal waar je meer dan een ding me kan bijvoorbeeld een bloken een weg makken

4.4. succeservaring geeft een kind zelfvertrouwen en eigenwaarde ontwikkeling

4.5. denk altijd aan de veilighuit dus geen scharen laten liggen bij kleine kinderen

4.6. media is goed voor ze laat ze maar ontdekken maar zet er wel een begrenzing op bij bepaalde leeftijden niet alles mag je zien. let er ook op dat ze nog wel veel bewegen daar buiten

5. 2.2 ontwikkeling stimuleren met materialen

5.1. friedrich frobel

5.1.1. de eerste pedagoog die de kindergarden heeft bedacht in 1837. kinderen tot 6 jaar hielden hier zich bezig met zelfbedachte werkjes. hij probeerde kinderen uit tedagen met zijn ontwikelingmateriaalen

5.1.1.1. de term frobelen is ook vanuit hem ontstaan. frobelen betekent het lekker aan het knutselen of rommelen zijn

5.2. maria mortessori

5.2.1. je laat de kinderen heel vrij je laat ze zelf ondeken en kijken waar ze op dat moment mee willen leren dus je werkt niet van uit een boek maar vanuit materialen waar mee je kan gaan ondeken.

5.3. grove materialen 0-1 jaar

5.3.1. ontwikelingmateriaalen voor een baby zijn vaak grotere dingen die ze in de mond kunnen stopen zonder dat het echt gevaarlijk word.

5.3.1.1. een voorbeeld is de mobile die is vooral gemaakt om te kijken terwijl de babygym meer het vastpakken is als ze wat meer kunnen vast pakken en doen geef je ze een speel mat ze kunnen dan rollen en gaan bouwen met blouw blokken

5.4. 1-2 jaar

5.4.1. dreumes oefenen veel met kruipen lopen klimmen en klauteren. dus de materialen die ze dan hebben moeten stevig en groot zijn bijvoorbeeld een loopkarretje houten inlegpuzzel

5.4.1.1. ook ondeken ze vormen en is doos met vormpjes iediaal om mee te spelen

5.5. 2-4 jaar

5.5.1. in deze fase ga je je meer richten op de ontwikkeling van het kind

5.5.1.1. stafjes en blokjes op kleur sorteren of van groot naar klein leggen (orderen en tellen)

5.5.1.2. puzzels (cognitief en motorisch)

5.5.1.3. kaarten eb speelgoed dat uitnodigt om over te vertellen prenteboeken om voor te lezen en plaatjes te kijken( taal en spraak)

5.5.1.4. kralen om te rijgen en een kralenplank waarop je de kralen verplaatst (fijne moteriek )

5.5.1.5. verschillende materialen voelen te benoemen te herkennen blokken om te bouwen en speelgoed met kleuren en vormen (zintuigen)

5.5.1.6. kaartjes en gezelschappenspellen om gezichtsherkenning te ontwikkelen ( sociaal- emioneel)

5.6. 4-6 jaar

5.6.1. hoeken in hoeken ligen prikkelde materialen waarmee ze vrij kunnen spellen. kleuters houden er van om grotemensendingen na te doen

5.6.2. in de hoeken ligen dingen die ze kunnen koppelen bijvoorbeeld dokters spullen is ziek zijn een thema kist is goed om te hebben om zo vaak van thema te kunnen wisselen

5.6.3. creatieve ontwikkeling kan je stimuleren met grote stiften wasco kleurpotloden klei lijm papier kinderscharen

5.6.4. cognitieve ontwikkeling stimuleer je met puzzels blokken rekenspelletjes

5.6.5. ook moed je een afwisselend aanbouwt bieden met boeken om de taalontwikkeling te stimuleren

5.6.6. voor de motorische ontwikkeling gebruik je dozen doeken fietsje klimrekken

5.7. 6-9 jaar

5.7.1. met deze leeftijd is het heel erg spelenderwijs kennis maken met reken en taal

5.7.1.1. om de taal te stimuleren moed je ruim assortiment van lees boeken hebben

5.7.1.2. de creatieve ontwikkeling is ook belangrijk dit kan door schilderen en tekenen maar ook door muziek maken en luisteren of het spelen van rollen. het beste is om dit dus ook in handbereik in de klas te hebben

5.7.1.3. laat ze ook veel bouwen en ondeken laat ze buiten in de tuin werken enzo dit is belangrijk voor de motorice ontwikkeling laat ze ook gewoon lekker bewegen

5.7.1.4. voor de cognitieve ontwikeling is het spellen met pim pam pet of momopoly goed zo moeten ze praten met anderen en zo is de sociale en emionele ontwikkeling ook meten er bij

5.8. 9-12 jaar

5.8.1. je kan ze vaak met spelletjes laten spelen zo laat je ze denken op een leuke manier ook is het werken met kleinere kralen werken is goed voor de fijne motoriek zo worden ze toch nog uitgedaagd

5.8.2. geef ze ook sport materiaal laat ze bewegen en wat ook goed is een oude radio laat ze die maar eens uit elkaar hallen zo laat je ze kennis maken met de techniek

5.8.3. betrek kinderen nou ook bij beslissingen dus zullen we dit gaan doen en is dit handig ze houden namelijk van een beetje verantwoordelijkheid

5.8.4. de computer laat ze dingen opzoeken op internet want dit laat ze vrij en testen

5.9. 13-20 jaar

5.9.1. ze kunnen nu veel meer ingewikkelde dingen aan bijvoorbeeld complexere spellen niveaupuzzels

5.9.2. laat ze mee kijken met het nieuws en ga er mee in discussie

5.9.3. laat ze ook veel na buiten ga voetballen of skateborden

6. hooftstuk 2

6.1. 2.1 verschilende materialen

6.1.1. ontwikkelingsmaterialen= materialen die kinderen het uitdacht om te ontwikkelen. dit helpt ook bij het leerproces

6.1.2. soorten materiaal

6.1.2.1. speelleersmateriaal

6.1.2.1.1. met dit materiaal is het snel duidelijk wat het kind er mee kan doen. ook zie je al snel of ze het kan of niet. je kan er in je eentje of met meerdere mee spelen. ze spellen er vak mee tot ze het kunnen

6.1.2.2. ongevormde materialen

6.1.2.2.1. het materiaal heeft nog geen vorm. je kan er dus zelf wat mee maken. zo stimuleer je de creativiteit. kinderen makken dus zelf een kasteel met zand.

6.1.2.3. vormgevende materialen

6.1.2.3.1. met deze materialen kun je zelf dingen gaan maken bijvoorbeeld schilderen knippen plakken. ze materialen die je gebuikt zijn vaak kosteloos. zo komen kinderen in aanmerking met verschillende materialen en technieken

6.1.2.4. constructie- en compositiemateriaal

6.1.2.4.1. ze kunnen zo dingen gaan bouwen zoals een toren van kapla. ook mozaïek kan je gebruiken zo kunnen ze namelijk een plat bouwwerk maken. ze leren zo ruimtelijk inzicht en het oplossen van probleem