Get Started. It's Free
or sign up with your email address
KLEUTER by Mind Map: KLEUTER

1. TEKENONTWIKKELING

1.1. krabbels en vormen krijgen betekenis

1.2. tekeningen benoemen

1.3. krabbels en vormen symboliseren dingen uit de werkelijkheid

1.4. PEUTER

1.4.1. plezier van de activiteit

1.5. 4 vormen van realisme

1.5.1. toevallig realisme

1.5.1.1. = achteraf benoemen wat getekend

1.5.2. mislukt realisme

1.5.2.1. = proberen werkelijkheid weer te geven

1.5.3. verstandelijk realisme

1.5.3.1. = betere tekenkwaliteit

1.5.3.2. = gebrek aan stabiliteit, resultaat wisselt van dag tot dag

1.5.4. visueel realisme

1.5.4.1. = werkelijkheid wordt getekend zoals die is

2. PERCEPTUELE ONTWIKKELING

2.1. details & nauwkeurigheid

2.2. vrij globaal > scherp en gedifferentieerd

2.2.1. legpuzzels

2.2.2. evolutie kleutertekeningen

3. COGNITIEVE ONTWIKKELING

3.1. fantasie

3.1.1. fantasie en werkelijkheid uit elkaar houden

3.1.2. PEUTER

3.1.2.1. interesse in 'doen-alsof' én sprookjes

3.1.3. hoogtepunt van hunker naar sprookjes

3.2. geheugen

3.2.1. grotere perioden overbruggen

3.2.2. vlot liedjes, versjes, verhaaltjes, ... memoriseren

3.2.3. geen strategie voor doelgericht opslaan in geheugen

3.3. egocentrisme

3.3.1. sociocentrisch denken <

3.3.1.1. wereld wordt minder magisch

3.3.1.2. oog voor geheel waarbinnen het kind functioneert

3.3.1.3. begint verbanden te zien

3.3.1.3.1. "Als ik op de bel duw, hoor ik een geluid"

3.3.1.3.2. "Als ik een kraan opendraai, komt er water uit"

3.4. besef van tijd

3.4.1. beter beheersen & meer geduld

3.4.2. kan onderscheid maken tussen verleden, heden en toekomst

4. SOCIAAL - EMOTIONELE ONTWIKKELING

4.1. gehechtheidsgedrag neem af

4.2. ontwikkelen intern werkmodel

4.2.1. = bepaalt hoe nieuwe gehechtheidsrelaties worden aangegaan

4.3. uitbreiden sociale omgeving

5. PERSOONLIJKHEIDSONTWIKKELING

5.1. koppigheidsfase = positief willetje

5.2. positieve taakbewustheid = naar doelen toewerken

5.3. zelfkennis & zelfbewustheid

5.4. ERIKSON

5.4.1. conflict tussen initiatief en schuld

5.4.1.1. = conflict tussen verlangen naar zelfstandigheid en onafhankelijkheid én schuldgevoel

5.4.2. taak van de ouders

5.4.2.1. = kinderen ruimte bieden voor zelfstandigheid MAAR ondersteunen en sturing geven

6. SCHOOLSE ONTWIKKELING

6.1. spelenderwijs leren

6.2. ervaringsgericht

7. INDIEN DE ONTWIKKELING ANDERS LOOPT ...

7.1. motorische ontwikkeling

7.1.1. DCD of dyspraxie

7.1.1.1. = moeilijkheden op vlak van motorische vaardigheden, zowel bij grove als fijne motoriek

7.2. zindelijkheidsstoornissen

7.2.1. ENURESIS

7.2.1.1. = bedplassen

7.2.1.2. 1. primaire enuresis

7.2.1.2.1. = nooit volledige zindelijkheid

7.2.1.3. 2. secundaire enuresis

7.2.1.3.1. = nadat zindelijkheid heeft bestaan

7.2.2. ENCOPRESIS

7.2.2.1. = ontlasting op ongewenste tijdstippen

7.3. taalontwikkeling

7.3.1. stotteren

7.4. slaapstoornissen

7.4.1. = pavor nocturnus

7.4.2. slaapwandelen

7.5. aangeboren en verworden handicaps

7.5.1. verstandelijk

7.5.2. fysiek

7.5.3. zintuiglijk

7.5.4. psychisch

8. LICHAMELIJKE ONTWIKKELING

8.1. groeitempo neemt af

8.2. groeit +/- 20 centimeter en komt +/- 8 kg bij

8.3. hoofd groeit minder snel dan rest v.h. lichaam

8.4. groei = synchroon <> asynchroon bij baby en peuter

9. MOTORISCHE ONTWIKKELING

9.1. grote beweeglijkheid

9.1.1. springen

9.1.2. rennen

9.1.3. zwemmen

9.2. fijne motoriek

9.2.1. puzzels

9.2.2. knippen

9.2.3. plakken

9.2.4. inkleuren

9.3. hnadvoorkeur

10. TAALONTWIKKELING

10.1. woordenschat breidt uit = +/- 3000 woorden

10.2. communiceren met andere volwassenen (juf) & leeftijdsgenootjes

11. SEKSUELE ONTWIKKELING

11.1. eigen én andermans lichaam verkennen > behoefte aan lichamelijk contact

11.2. kan verschillend zijn bij meisjes en jongens

11.3. FREUD

11.3.1. = fallische OF oedipale fase = eerste genitale fase

11.3.1.1. JONGEN

11.3.1.1.1. mama = erotische aantrekking

11.3.1.1.2. papa = rivaal OF vijand

11.3.1.1.3. besef: belang 'plasser' tussen mama en papa

11.3.1.1.4. Oedipuscomplex: wens naar moeder VS. angst voor castratie

11.3.1.2. MEISJE

11.3.1.2.1. gemis 'plasser' = penisnijd

11.3.1.2.2. mama = schuldig voor onvolledigheid > trots krakt

11.3.1.2.3. papa = aandacht > trots keert terug

11.3.2. focus op geslachtsdelen

12. MORELE ONTWIKKELING

12.1. KÖHLBERG

12.1.1. Heinz - dilemma

12.1.1.1. preconventioneel

12.1.1.1.1. = gebaseerd op externe factoren

12.1.1.2. conventioneel

12.1.1.2.1. = gebaseerd op wetten en regels

12.1.1.3. postconventioneel

12.1.1.3.1. = gebaseerd op persoonlijke keuzes

12.1.2. KRITIEK

12.1.2.1. geen opeenvolging van stadia teruggevonden

12.1.2.2. minder goed beeld over ontwikkeling van meisjes

12.1.2.2.1. ALTERNATIEF = model van GILLIGAN

12.2. FREUD

12.2.1. ES

12.2.1.1. = lustprincipe

12.2.2. ICH

12.2.2.1. = realiteitsprincipe

12.2.3. ÜBER - ICH

12.2.3.1. = normen, geboden en verboden

13. SPELONTWIKKELING

13.1. keuzevrijheid

13.2. plezier

13.3. twee werelden

13.4. grens tussen spel en arbeid

13.5. alsof - spelletjes