De ideologische wortels Aiman Boutrah 5EIT

Get Started. It's Free
or sign up with your email address
De ideologische wortels Aiman Boutrah 5EIT by Mind Map: De ideologische wortels Aiman Boutrah 5EIT

1. Het Socialisme

1.1. IDEE

1.1.1. de bestaande samenleving hervormen via wetgeving

1.1.1.1. Sociale samenleving

1.1.2. De bestaande samenleving omvergooien via revolutie

1.1.2.1. Kansloze samenleving

1.2. PRAKTIJK

1.2.1. Geweld en terreur

1.2.2. sociale wetgeving via stemrecht

1.2.2.1. Kinderarbeid beter aan te pakken

1.3. 2 Groepen

1.3.1. Het communisme

1.3.1.1. De bestaande maatschappij omverwerpen door revolutie

1.3.1.2. samenwerking met alle arbeiders

1.3.1.3. Communistische samenleving

1.4. De sociaaldemocrtie

1.4.1. De betaande maatschappij hervormen via wetgeving

1.4.2. samenwerking met andere politieke partijen

1.4.3. Sociale hervormingen

1.5. Karl Marx zag een...

1.5.1. Klassenstrijd

1.5.1.1. Tussen rijk en arm

1.5.1.2. in 1848

1.5.1.2.1. Einddoel: communistische samenleving

1.5.2. Doel--> Wetgeving veranderen

1.5.2.1. Partijen tegen over elkaar

1.5.2.1.1. Samenwerking was mogelijk

1.6. grondlegger van de arbeidersbeweging

1.7. In Belgie

1.7.1. 1885

1.7.1.1. Belgische Werkliedenpartij(BWP)

1.7.1.1.1. sociale wetten ten voordle van de arbeiders

2. De christendemocratie

2.1. IDEE

2.1.1. De bestaande samenleving hervormen via wetgeving vanuit een christelijke visie

2.1.1.1. sociale samenleving

2.2. PRAKTIJK

2.2.1. sociale wetgeving via stemrecht

2.2.2. Priester Adolf

2.2.2.1. Richtte een eigen politieke partij op

2.2.2.1.1. Op belang van

2.3. De Christelijke waarden of “Caritas

2.3.1. hulp bieden aan behoeftigden is centrale christelijke waarde.

2.3.2. Corporatisme = centraal

2.3.3. Conservatieve Katholieke Partij

2.4. Rerum Novarum

2.4.1. 20e eeuw

2.4.2. Klassen hebben elkaar nodig (= bevestiging corporatisme)

2.4.3. bepaalde zelfde opvattingen als de sociaaldemocratie

2.4.4. Zelfde opvattingen als het communisme

3. Het nationalisme

3.1. PRAKTIJK

3.1.1. soms vreatie van gemeenschappijlke vijand

3.1.2. soms creatie van gemanipuleerd verleden

3.2. IDEE

3.2.1. creatie van een eigen stata voor natie

3.2.2. creatie van nationale identiteit

3.3. NATIESTAAT

3.3.1. Begin 19e eeuw: bond van 39 Duitstalige gebieden

3.3.1.1. Arminius

3.3.1.1.1. Germaanse aanvoerder

3.3.2. ca. 1850-1870:

3.3.3. De creatie van de Duitse natiestaat

3.3.3.1. Na overwinning op Frankrijk: Proclamatie van het Duitse keizerrijk in 1871

3.3.3.2. Otto van Bismarck creëerde nationale eenheid via oorlogsvoering met Frankrijk

3.3.3.3. Tot 1871 een lappendeken van vorstendommen

3.3.4. is een staat met één dominante natie,

3.3.4.1. een soeverein territorium wordt geboden aan een bepaalde natie en haar culturele identiteit

3.3.5. 19de eeuw

3.3.5.1. Natie

3.3.5.1.1. Volk met gemeenschappelijke noemer

3.3.5.2. Staat

3.3.5.2.1. een gedefinieerd gebied dat gekenmerkt wordt door een geordend (politiek) gezag

3.4. Politiek

3.4.1. Nationale identiteit

3.4.1.1. =een sterke identificatie en verbondenheid

3.4.1.2. - Eigen identiteit

3.4.1.3. -Sociale identiteit

3.4.1.4. Nationale identiteit

3.5. In Belgie

3.5.1. Belgen bepalen hun toekomst op

3.5.1.1. -Economisch vlak

3.5.1.2. Cultureel vlak

3.5.1.3. Politiek vlak

3.5.2. IDEE

3.5.2.1. Creatie van een eigen staat voor de natie

3.5.2.2. Creatie van een nationale identiteit

3.5.3. PRAKTIJK

3.5.3.1. Belgische revolutie

3.5.3.2. Gelijkheid en vrijheid sprak de grondwet TEGEN

3.5.3.3. creatie van een gamanipuleerd verleden

4. Het liberalisme

4.1. AANZET

4.1.1. Verlichtingsideeën

4.2. ALGEMEEN

4.2.1. IDEE

4.2.1.1. Vrijheden voor het individu

4.2.2. PRAKTIJK

4.2.2.1. Soms schaden vrijheden andere individu

4.3. SOCIAAL

4.3.1. Vrijheid van meningsuiting

4.3.1.1. Vakbond==syndicaat

4.3.2. Vrijheid van vereniging

4.3.3. Godsdienstvrijheid

4.3.4. Eigendomsrecht

4.4. POLITIEK

4.4.1. Scheiding kerk en staat

4.4.2. Einde absolutisme

4.4.3. Constitutionele, parlementaire monarchie

4.4.4. Scheiding der machten

4.4.4.1. Doel: einde machtswillekeur

4.4.5. Volkssoevereiniteit

4.4.5.1. =Het volk bepaald het politiek beleid

4.4.6. Cijnskiesrecht

4.4.6.1. Beperkte politieke inspraak tussen 1830 en 1893

4.5. Economie

4.5.1. Vrije initiatief

4.5.2. Vrije concurrentie

4.6. Oprichting 1830

4.6.1. Grondwet 1831= compromis

4.6.1.1. DE 5 BELANGRIJKE KENMERKEN VAN DE DEMOCRATIE

4.6.1.1.1. Volkssoevereiniteit

4.6.1.1.2. Rechtstaat

4.6.1.1.3. Vrijheid

4.6.1.1.4. Gelijkheid

4.6.1.1.5. Scheiding van wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht

4.6.2. Afscheuring van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden

4.6.3. Lange periode van afwisselende grootmachten