Poëzie
by Dionne Derksen
1. Haiku
1.1. Japanse dichtvorm over de natuur
1.2. 3 versregels
1.2.1. 1e regel: 5 lettergrepen
1.2.2. 2e regel: 7 lettergrepen
1.2.3. 3e regel: 5 lettergepen
1.3. heeft geen rijm
2. Gedichten met een vaste vorm:
2.1. Een haiku
2.2. Een limerick
2.3. Een ollebolleke
3. Beeldspraak
3.1. Vergelijking
3.1.1. Een vorm van beeldspraak die de overeenkomst noem tussen het voorwerp en iets anders.
3.2. Metafoor
3.2.1. Een vorm van beeldspraak waar geen vergelijkingswoord wordt gebruikt.
3.3. Personificatie
3.3.1. Een vorm van beeldspraak waarbij levenloze zaken, niet-menselijke levensvormen of begrippen menselijke eigenschappen krijgen toegeschreven of waarbij ze als een (levend) persoon worden opgevoerd.
3.4. Metonymia
3.4.1. Een bijzonder verband tussen object en beeld
4. Sonnet
4.1. Gedicht van 14 regels
4.2. verdeeld over 4 strofes
4.2.1. 4-4-3-3
4.3. Rijmschema
4.3.1. ABBA
4.3.2. ABBA
4.3.3. CDC
4.3.4. CDC
4.4. tussen de eerste en de tweede en de laatste strofes, zir vaak een tegenstelling.
5. Rijm
5.1. De herhaling van klanken
6. Readymade
6.1. Dichters uit de jaren zestig
6.2. Een nieuwe soort poëzie
6.3. over de werkelijkheid, zonder het mooier te maken dat dat het was.
7. stijlfiguren
7.1. Enjambebent
7.1.1. Te herkennen aan de plaatsen van de enters
7.2. Personificatie
7.3. Assonantie
7.3.1. De herhaling van klinkers
7.4. Alliteratie
7.4.1. Wanneer medeklinkers aan het begin van een woord herhaald worden.