Afleidingstechnieken van het Es

Get Started. It's Free
or sign up with your email address
Afleidingstechnieken van het Es by Mind Map: Afleidingstechnieken van het Es

1. Droominterpretatie

1.1. Droommotief = verdrongen seksuele verlangens uit de kindertijd

1.2. Eenvoudige droombeelden = kinderdromen: -Vlot -Begrijpelijk

1.3. Belangrijke droombeelden: -Duister -Moeilijk te begrijpen

1.3.1. Dubbele inhoud

1.3.1.1. Latente inhoud: ware wens/angst -Boodschap is té brutaal om door censuur van het ich en über-ich te geraken

1.3.1.1.1. Van latente inhoud naar manifeste inhoud = droomarbeid = verzachting van de dromen

1.3.1.2. Manifeste inhoud: feitelijke droom + herinnering droom -openlijke inhoud is vermomde uiting van de ware, diepe boodschap

2. Fehlleistungen

2.1. Zijn kleine foutjes van het alledaagse leven die worden toegeschreven aan toeval of verstrooidheid

2.1.1. In werkelijkheid: deze vergissingen verwijzen naar onbewuste spanningen of verlangens

2.1.1.1. Voorbeelden

2.1.1.1.1. Versprekingen

2.1.1.1.2. Verschrijvingen

2.1.1.1.3. Foutieve handelingen stellen

3. Sublimatie

3.1. Is het omzetten van seksuele of agressieve energie in activiteiten die door het milieu en het geweten als sociaal aanvaardbaar worden gezien

3.1.1. Verdeling van onze driften

3.1.1.1. Verdedigen van mooi klinkende idealen/ideeën

3.1.1.2. Verrichten van ongevaarlijke activiteiten

3.1.1.3. Kunstcreaties en de zin voor het esthetische

3.1.1.4. Uitvoeren van nuttig en sociaal geapprecieerd werk

4. Neurotische stoornissen

4.1. stoornissen of neurosen die tot uiting komen nadat verdrongen wensen of angsten uit de kinderjaren uit het onbewuste niveau naar boven komen door een nieuw opgelopen trauma

4.1.1. Behandeling van de neurosen

4.1.1.1. De methode van de vrije associatie: openstaan voor bewustwording, aanvaarding en verwerking

4.1.1.1.1. 1) volledige toestand in rust 2) vrije loop van gedachten 3) losse gedachten  associatie 4) interpretatie door therapeut 5) aanvaarden: erkennen van het probleem

5. Introjectie

5.1. Men gaat onbewust in eigen gedrag en overtuigingen kenmerken van een ander persoon opnemen

5.1.1. Positieve eigenschappen

5.1.1.1. Voorbeeld: De adolescent die de manieren en het taalgebruik van een bewonderd leraar orverneemt

5.1.2. Negatieve eigenschappen

5.1.2.1. Voorbeeld: Gegijzelden kunnen na verloop van tijd sympathie gaan vertonen voor hun gijzelnemers (het stockholmsyndroom)

6. Projectie

6.1. Is het mechanisme waarbij iemand onbewust zijn eigen verlangens, gevoelens, gedachten of gebreken toeschrijft of afschuift op een andere persoon

6.1.1. We kunnen onze eigen kenmerken ook projecteren op objecten

6.1.1.1. Projectieve tests ontworpen om door te dringen tot iemands onbewuste

6.1.1.1.1. Rorschach: door te vertellen wat ze in de inktvlekken zien wordt iemands onbewuste wensen en angsten kenbaar

6.1.1.1.2. Beschrijven van foto's en tekeningen

7. Fixatie en regressie

7.1. Fixatie = blijven steken in kinderlijke wijze van handelen, denken en voelen door verdrongen of niet verwerkte wensen en angsten

7.1.1. Voorbeeld: een moederskindje zal het ouderlijk huis niet willen verlaten uit angst voor zelfstandigheid en het nemen van verantwoordelijkheid

7.1.2. karakterleer: oraal, anaal, fallisch en genitaal

7.2. Regressie = terugvallen in een vroeger stadium van de psychische evolutie

7.2.1. Voorbeeld: iemand die sociaal volslagen miskend wordt, sluit zich op in zijn kinderlijke fantasie en droomwereld

7.2.2. hervallen in kinderlijk gedrag

8. Lichaamsexpressie en tics

8.1. lichaamsexpressie: doorheen lichaamsbewegingen kunnen we uiting geven aan onbewuste angsten of wensen

8.1.1. Voorbeeld: Wie zijn armen langs het lichaam gestrekt houdt, vertoont behoefte aan opgave

8.2. Tics: zijn steeds herhaalde, overbodige en stereotiepe lichaamsuitdrukkingen

8.2.1. Voorbeeld: Een man die rondloopt met zelfmoordneigingen, controleert onophoudelijk of zijn das goed zit