Get Started. It's Free
or sign up with your email address
Bio by Mind Map: Bio

1. Spierwerking

1.1. zijn effectoren

1.1.1. maken contractie = beweging

1.2. samenwerking met skelet

1.2.1. gewrichten

1.2.1.1. kop

1.2.1.2. kom

1.2.1.3. kraakbeen

1.2.1.4. kapsel

1.2.1.5. meer

1.2.1.6. banden

1.2.2. skelet

1.2.2.1. steun

1.2.2.2. opslagsplaats vr mineralen

1.2.2.3. bescherming van organen (weke)

1.2.2.3.1. bv ribben

1.2.2.4. aanmaak bloedcellen

1.2.2.4.1. rood bloedmerg

1.2.2.5. beweging mogelijk maken

1.2.2.5.1. aanhechtingsplaatsen vr spieren

1.2.3. skeletspieren

1.2.3.1. zijn spieren die met pezen vastzitten aan beenderen

1.2.3.1.1. anatagonische spieren

1.3. geen samenwerkin met skelet

1.3.1. hart dat klopt

1.3.2. haren rechtop

1.3.3. peristaliek

1.3.4. aanpassen van bloedvaten

1.4. soorten spierweefsles

1.4.1. dwars spierweefsel

1.4.1.1. onder invloed van wil

1.4.1.2. veel energie

1.4.1.3. snel

1.4.1.4. dwarsgestreept

1.4.1.5. meerdere celkernen

1.4.2. hartspierweefsel

1.4.2.1. dwarsgestreept

1.4.2.2. kort

1.4.2.3. 1 a2 celkernen

1.4.2.4. snel

1.4.2.5. kort uithoudingsvermogen

1.4.2.6. geen invloed van wil

1.4.2.7. kort uithoudingsvermogen

1.4.3. glad spierweefsel

1.4.3.1. geen dwarse strepen

1.4.3.2. gladde spieren

1.4.3.3. korte spoelvormige cellen

1.4.3.4. 1 celkern

1.4.3.5. langzaam/niet intens

1.4.3.6. onvermoeibaar

1.4.3.7. geen invloed van wil

1.5. spiercontractie

1.5.1. spierfibrillen

1.5.1.1. hoe meer spiervezels hoe meer kracht

1.5.1.1.1. krachttraining= meer actine en myosine--> meer spiermassa

1.5.2. energie vr werking

1.5.2.1. spierglycogeen

1.5.2.1.1. afbraak

1.5.2.2. leverglycogeen

1.5.2.2.1. afbraak

1.5.2.3. O2 wordt CO2 en H2O

1.6. beweging

1.6.1. worm

1.6.1.1. segmenten met dwarse tussenschotten

1.6.1.1.1. hydroskelet

1.6.1.1.2. Huidspierzak

1.6.1.1.3. contractiegolf

1.6.2. eencelligen

1.6.2.1. trilhaarwerking

1.6.2.1.1. pantoffeldiertjes

1.6.2.1.2. analoog met menselijke cellen

1.6.2.2. pseudopodiënvorming

1.6.2.2.1. amoebe

1.6.2.2.2. witte bloedcellen

1.6.2.2.3. analoog met menselijke cellen

2. Klierwerking

3. zenuwstelsel

3.1. als conductor

3.1.1. coördinerende functie

3.1.2. info in het lichaam doorgeven

3.2. indeling

3.2.1. op functie

3.2.1.1. animaal

3.2.1.2. autonoom

3.2.2. op ligging

3.2.2.1. perifeer

3.2.2.2. centraal

3.3. Neuronen

3.3.1. bestaat uit

3.3.1.1. eindknopjes

3.3.1.1.1. cel van Schwann

3.3.2. soorten

3.3.2.1. afferent

3.3.2.1.1. aanvoeren van de impuls naar czs

3.3.2.2. efferent

3.3.2.2.1. afvoeren van czs naar effector

3.3.2.3. schakel

3.3.2.3.1. geleiden nr czs

3.3.3. witte stof

3.3.3.1. in myelineschede

3.3.4. grijze stof

3.3.4.1. niet gemyelinealiseerd

3.4. impulsgeleiding

3.4.1. hoe dikker de axon en myelineschede hoe sneller het impuls wpordt geleid

3.4.2. sprongsgewijs(knoop tt knoop)

3.4.3. depolarisatie en actiepontentiaal

3.4.3.1. zenuwimpuls

3.4.3.1.1. impulsgeleiding

3.4.4. ruggenmerg

3.4.4.1. https://www.google.com/url?sa=i&url=https%3A%2F%2Fnl.wikipedia.org%2Fwiki%2FRuggenmerg&psig=AOvVaw2G7NhC5Y5sN1eMURYv_azS&ust=1591794901602000&source=images&cd=vfe&ved=0CAIQjRxqFwoTCIiY4aHo9OkCFQAAAAAdAAAAABAD

3.4.5. tss 2 neuronen

3.4.5.1. eindknopjes

3.4.5.1.1. neurotransmitters komen vrij

3.5. drugs

3.5.1. gelijken op normale neurotransmitters

3.5.1.1. stimulerend

3.5.1.2. afremmend

3.5.1.3. verstorend

3.6. bouw van czs

3.6.1. hersenen

3.6.1.1. https://www.google.com/url?sa=i&url=http%3A%2F%2Fwww.wikisailor.com%2Fwat-de-verschillende-delen-van-de-hersenen.html&psig=AOvVaw25gSHwpOoTOuKerPgJ6ZUM&ust=1591794829478000&source=images&cd=vfe&ved=0CAIQjRxqFwoTCLjO8Ybo9OkCFQAAAAAdAAAAABAD

3.7. bouw pzs

3.7.1. 12 paar hersenzenuwen

3.7.2. 21 paar ruggenmergzenuwen

3.7.3. 2 grensstrengen

3.8. centra in grote hersenen

3.8.1. https://sites.google.com/a/leraarzijn.be/bzl-macroscopische-bouw-van-het-zenuwstelsel/het-centraal-zenuwstelsel/a-de-hersenen?tmpl=%2Fsystem%2Fapp%2Ftemplates%2Fprint%2F&showPrintDialog=1

3.9. zenuwbanen

3.9.1. receptor

3.9.1.1. impuls

3.9.1.1.1. motorisch neuron

3.9.2. motorisch centrum

3.9.2.1. impuls

3.9.2.1.1. motorisch hersenneuron

4. Lichtreceptoren

4.1. Bouw v/h oog

4.1.1. Beschermende delen

4.1.1.1. beenstukken

4.1.1.2. wenkbrauwen

4.1.1.3. Oogleden

4.1.1.4. traanklieren

4.1.1.4.1. traanvocht tegen uitdroging v/h oog

4.1.2. Oogspieren

4.1.2.1. Ooglidopheffers

4.1.2.1.1. Lidslageffect

4.1.2.2. rechte oogspieren

4.1.2.2.1. buitenste

4.1.2.2.2. binnenste

4.1.2.2.3. bovenste

4.1.2.2.4. onderste

4.1.2.3. schuine oogspieren

4.1.2.3.1. bovenste

4.1.2.3.2. onderste

4.1.2.4. 6 oogspieren

4.1.2.4.1. werken samen en hebben 1 fixatiepunt voor beide ogen

4.1.3. Inwendig

4.1.3.1. cataract (troebel oog)

4.2. Werking v/h oog

4.2.1. lichttoevoer

4.2.1.1. gelevlek

4.2.1.2. lenzen

4.2.1.2.1. bolle

4.2.1.2.2. holle

4.2.1.3. accommodatie

4.2.1.3.1. accommodatiespier

4.2.1.3.2. lensbanden

4.2.1.4. ouderdomsverziendheid

4.2.1.4.1. bolle lens nodig hebben

4.2.2. fotoreceptoren

4.2.2.1. <--licht

4.2.2.1.1. <--ganglioncellen

4.3. 'Zien'

4.3.1. HERSENEN

4.3.1.1. netvliesbeelden omkeren

4.3.1.2. dieptezicht

4.3.1.3. nabeelden

4.3.1.3.1. fotopigment moet opnieuw aangemaakt worden

4.3.1.4. ilusies

5. inleiding(de prikkel)

5.1. reactie van een organisme op een prikkel

5.1.1. Prikkel

5.1.1.1. UItwendig/inwendig

5.1.1.2. Chemisch/Fysisch

5.1.1.3. welke intensiteit(prikkeldrempel)

5.2. structuur van deze reactie

5.2.1. receptoren

5.2.1.1. zientuigen

5.2.1.1.1. vermogen om je zin te gebruiken

5.2.2. conductoren

5.2.2.1. zenuw/hormonaal stelsel

5.2.2.1.1. geleiden van impulsen

5.2.3. effectoren

5.2.3.1. Spieren/klieren

5.2.3.1.1. beweging

5.3. Prikkel -->

5.3.1. receptor -->

5.3.1.1. conductor -->

5.3.1.1.1. effector-->

6. Geluidsreceptoren

6.1. trillingen

6.1.1. middenstof

6.1.2. golven

6.1.3. fonoreceptoren

6.2. toonhoogstes

6.2.1. hoge/lage frequentie

6.2.1.1. lengte van de golf

6.3. geluidsterkte

6.3.1. hoeveelheid trillingsenergie

6.3.1.1. dB

6.4. resonantie/meetrillen

6.4.1. via middenstof

6.4.1.1. ultra en infra geluiden

6.4.1.2. echolocatie

6.5. bouw + werking v/h oor()https://www.google.com/url?sa=i&url=https%3A%2F%2Fwww.hoortechniek.frl%2Fhoorproblemen%2Fwat-is-horen%2Fhet-uitwendig-oor%2F&psig=AOvVaw3S-6EfX1xM7KrFOdvnCSl2&ust=1591789805632000&source=images&cd=vfe&ved=0CAIQjRxqFwoTCIjZsprW9OkCFQAAAAAdAAAAABAD

6.5.1. uitwendig

6.5.1.1. oorschelp

6.5.1.1.1. opvangen van geluid(trecter)

6.5.1.2. gehoorgang

6.5.1.2.1. haartjes

6.5.1.3. trommelmlies

6.5.1.3.1. resonantie

6.5.2. midden

6.5.2.1. trommelholte

6.5.2.1.1. uit lucht gevuld

6.5.2.1.2. luchtdruk is gelijk aan buitenkant van trommelvlies

6.5.2.1.3. 2 openingen

6.5.2.1.4. gehoorsbeentjes

6.5.2.1.5. middenoorontsteking

6.5.3. inwendig

6.5.3.1. 3 halfcirkelvormige kanalen -->

6.5.3.1.1. slakkenhuis -->

6.5.3.2. Slakkenhuis

6.5.3.2.1. onderste gang

6.5.3.2.2. bovenste gang

6.5.3.2.3. middengang

6.5.3.2.4. membranen

6.5.3.2.5. gehoorsverlies

6.6. hersenen

6.6.1. omzetten van gehoorsimpulsen

6.6.2. stereofonisch

7. Hormonaal stelsel