1. hoe ziet het land eruit?
1.1. bij de kust laag, in het binnenland hoog
1.1.1. Hoog België
1.1.1.1. Ardennen
1.1.2. Laag België
1.1.2.1. Vlaanderen
2. waarmee verdienen de Belgen geld
2.1. vroeger: staalindustrie
2.2. tegenwoordig
2.2.1. diensten, vervoer, handel
2.2.2. intensieve tuinbouw
2.2.3. Belgische producten
2.2.3.1. chocola
2.2.3.2. bier
2.2.3.3. mineraalwater
2.2.3.3.1. Spa
2.2.3.3.2. Chaudfontaine
2.2.3.4. stripboeken
2.2.3.4.1. Suske en Wiske
2.2.3.4.2. Kuifje
2.2.3.4.3. Guust Flater
2.2.3.4.4. de Smurfen
3. Bijzonderheden
3.1. Monarchie
3.2. EU in Brussel
3.2.1. Het Europees Parlement
3.2.2. Europese commissie
3.2.3. Hoofdkwartier van de NAVO
4. Taal
4.1. België ligt op de grens van 3 talen
4.1.1. Nederlands
4.1.1.1. in Vlaanderen
4.1.2. Frans
4.1.2.1. in Wallonië
4.1.3. Duits
4.1.3.1. tegen Duitsland aan
4.2. De Franstaligen en de Nederlandstaligen zijn de grootste groepen
4.3. Taalstrijd of baalstrijd?
4.3.1. niet alleen "welke taal moet iedereen spreken"
4.3.1.1. vroeger: boeren spreken geen Frans
4.3.1.2. nu: klaplopers en milieu-verpesters spreken Frans
4.3.2. maar ook: wie is 't rijkst
4.3.2.1. Rond 1900 was Wallonië 't rijkst
4.3.2.1.1. zware industrie
4.3.2.2. nu de nederlandstaligen
4.3.2.2.1. computers en dienstverlening
4.3.3. In de streek Voeren/Fouron is de talenruzie 't ergst