Scheikunde Silas Jonker

Get Started. It's Free
or sign up with your email address
Scheikunde Silas Jonker by Mind Map: Scheikunde Silas Jonker

1. Redoxreacties

1.1. Reacties met elektronenoverdracht

1.1.1. Redoxreactie

1.1.1.1. Reactie met elektronenoverdacht

1.1.1.1.1. Twee halfreacties

1.1.1.2. H+ i.p.v. H30+

1.1.1.3. Herkennen

1.1.1.3.1. Naar deeltjes kijken

1.2. Redoxkoppels

1.2.1. Onedel metaal

1.2.1.1. Sterke reductor

1.2.2. Edel metaal

1.2.2.1. Zwakke reductor

1.2.3. Een oxidator-reductorpaar

1.2.4. Geconjugeerde oxidator

1.2.4.1. Heel zwakke reductor

1.2.4.1.1. Is sterk

1.2.4.2. Heel sterke reductor

1.2.4.2.1. Is zwak

1.2.5. Binas tabel 48

1.2.5.1. Redoxkoppels gerangschikt

1.2.5.1.1. Naar afnemende oxidatorsterkte

1.2.6. Standaardelektronenpotentiaal V0

1.2.6.1. Hoger V waarde

1.2.6.1.1. Sterke oxidator

1.2.6.2. Reactie

1.2.6.2.1. Aflopend

1.2.6.2.2. Evenwicht

1.2.6.2.3. Verloopt niet

1.3. In oplossing

1.3.1. Deeltjes die zijn bij halfreacties

1.3.1.1. H+

1.3.1.2. H20

1.3.1.3. OH-

1.3.1.4. Uitzonderingen

1.3.1.4.1. Binas tabel 48

1.3.1.5. Opstellen

1.3.1.5.1. 1 Noteer gegeven deeltjes

1.3.1.5.2. 2 Stel de halreactie op

1.3.1.5.3. 3 Maak deeltjes in halfreactie

1.3.2. Salpeterzuur

1.3.2.1. Verdund

1.3.2.1.1. NO(g)

1.3.2.2. Geconcentreerd

1.3.2.2.1. NO2(g)

1.4. Alcoholen

1.4.1. Primair

1.4.1.1. OH-groep verbonden aan C-atoom

1.4.1.1.1. Één ander C-atoom is verbonden

1.4.1.2. Reductoren

1.4.1.3. Aldehyden

1.4.1.3.1. Alcohol reageert met een oxidator

1.4.1.3.2. Reageert met een oxidator

1.4.2. Secundair

1.4.2.1. OH-groep verbonden aan C-atoom

1.4.2.1.1. Twee andere C-atomen zijn verbonden

1.4.2.2. Reductoren

1.4.2.3. Aldehyden

1.4.2.3.1. Reageert met een oxidator

1.4.2.4. Keton

1.4.2.4.1. Reageert met een oxidator

1.4.3. Tertiaire

1.4.3.1. OH-groep verbonden aan C-atoom

1.4.3.1.1. Drie andere C-atomen zijn verbonden

1.4.4. Oxidatoren reageren met reductoren

1.4.4.1. Carbonzuren

1.4.4.2. Aldehyden

1.4.4.3. Ketonen

2. Mol

2.1. Eenheid

2.1.1. Gram

2.1.2. Molariteit M(Molair)

2.1.3. Volume gas

2.1.4. Aantal deeltjes

2.1.4.1. 6,02214 x 10^23

2.1.4.1.1. Constante van Avogadro

3. Molecuulbouw en stofeigenschappen

3.1. Lewisstructuren

3.1.1. Octetregel

3.1.1.1. 8 elektronen buitense schil

3.1.2. Valentie-elektronen

3.1.2.1. Voldoet niet aan octetregel

3.1.3. Stappenplan

3.1.3.1. Stap 1

3.1.3.1.1. Bepaal het aantal valentie elektronen

3.1.3.2. Stap 2

3.1.3.2.1. Bereken hoeveel elektronen je nodig hebt

3.1.3.3. Stap 3

3.1.3.3.1. Bereken de elektronen die tekortkomt

3.1.3.4. Stap 4

3.1.3.4.1. Elektronen vormen elektronenpaar

3.1.4. VSEPR-methode

3.1.4.1. Ruimtelijke bouw van moleculen voorspellen

3.1.4.2. Voorspellen van dipoolmoleculen

3.1.4.2.1. Een molecuul met partiele lading

3.2. Mesomerie

3.2.1. Meerdere lewisstructuren kunt weergeven

3.2.2. Grensstructuren

3.2.2.1. Hoe meer moleculen of ionen

3.2.2.1.1. Hoe stabieler het is

3.2.2.2. Formele lading aan te geven

3.2.2.2.1. Daaruit elektronenparen verplaatsen

3.2.3. Verplaatsing van elektronenparen

3.3. Substitutie- en additiereactie

3.3.1. Substitutiereactie

3.3.1.1. Atoom of groep wordt vervangen

3.3.1.1.1. Door een ander atoom of groep

3.3.1.2. Radicaalmechanisme

3.3.1.2.1. Stap 1

3.3.1.2.2. Stap 2

3.3.1.2.3. Stap 3

3.3.1.3. Ionair mechanisme

3.3.2. Additiereactie

3.3.2.1. Dubbele binding ==> enkele binding

3.3.2.2. Twee nieuwe groepen of atomen

3.3.2.2.1. Aan molecuul gebonden

3.3.2.3. Radicaal mechanisme

3.3.2.3.1. Stap 1

3.3.2.3.2. Stap 2

3.3.2.3.3. Stap 3

3.3.2.4. Ionair mechanisme

3.3.2.5. Alkadiënen

3.3.2.5.1. 1,2-additie

3.3.2.5.2. 1,4-additie

3.4. Cis-trans-isomerie

3.4.1. Structuurisomeren

3.4.1.1. Verschillende molecuulbouw

3.4.2. Stereo-isomeren

3.4.2.1. Gelijke molecuulbouw

3.4.2.2. Verschillende ruimtelijke oriëntatie

3.4.3. Linker en rechterzijde starre binding

3.4.3.1. Twee verschillende groepen aan koolstofatomen gebonden zijn

3.4.4. Cis-vorm

3.4.4.1. Gelijke groepen

3.4.4.1.1. Éen kant van de starre binding

3.4.5. Trans-vorm

3.4.5.1. Gelijke groepen

3.4.5.1.1. Tegenover elkaar

3.5. Spiegelbeeldisomerie

3.5.1. Spiegelbeeld niet identiek

3.5.1.1. Aan het oorspronkelijke molecuul

3.5.2. Vorm van stereo-isomerie

3.5.3. Asymmetrisch C-atoom

3.5.3.1. C-atoom waar vier verschillende groepen

3.5.3.1.1. Gebonden zijn

3.5.3.2. Molecuul bevat dit atoom

3.5.3.2.1. Sprake van spiegelbeeldisomerie

4. Analysetechnieken en onderzoek

4.1. Spectroscopie

4.1.1. Elektromagnetische straling

4.1.1.1. Licht

4.1.1.2. Beweegt met lichtsnelheid

4.1.1.3. Golflengte

4.1.1.3.1. Bepaalt de soort straling

4.1.1.3.2. Alle golflengte bij elkaar

4.1.1.3.3. Op atomen valt

4.1.1.4. Fotonen

4.1.1.4.1. Energiepakketjes

4.1.1.5. Stoffen

4.1.1.5.1. Absoberen

4.1.1.5.2. Uitzenden

4.1.1.6. Fotochemische reacties

4.2. Spectrofotometrie

4.2.1. Kwantitatieve analyse

4.2.1.1. Spectrofotometer

4.2.1.1.1. Meet de absorptie

4.2.1.1.2. Metingen

4.2.1.2. Bepaal een hoeveelheid stof

4.2.1.3. Colorimetrische concentratiebepalingen

4.2.1.3.1. blanco

4.2.2. Ir-spectrofotometrie

4.2.2.1. Absorptie van ir-straling

4.2.2.2. Strek- en buigvibraties

4.2.2.3. Ir-spectrum

4.2.2.3.1. de structuur van moleculen

4.2.2.3.2. analyseert soorten atoombindingen

4.2.3. Colorimetrie

4.2.3.1. Analyseren van stoffen

4.2.3.1.1. M.b.v. licht en uv-straling

4.2.3.2. Ijkreeks

4.2.3.2.1. Oplossingen van bekende concentraties

4.3. Chromatografie

4.3.1. Scheiden van stoffen

4.3.1.1. Basis van oplosbaarheid

4.3.1.1.1. Mobiele fase

4.3.1.2. Aanhechtingsvermogen

4.3.1.2.1. Stationaire fase

4.3.2. Papierchromatografie

4.3.2.1. De indificatie

4.3.2.1.1. Gebruik maken van Rf-waarde

4.3.3. Verdelingsevenwicht

4.3.3.1. Mobiele en stationaire fase

4.3.4. Kolomchromatografie

4.3.4.1. Scheiding in een kolom

4.3.4.1.1. Stationaire fase

4.3.4.2. Mobiele fase

4.3.4.2.1. Vloeistof

4.3.4.2.2. Draaggas

4.3.4.3. Retentietijd

4.3.4.3.1. Analyseren

4.3.4.4. Samenstelling van een mengsel

4.3.4.4.1. Kwalitatief

4.3.4.4.2. Kwantitatief

4.3.4.5. Piekoppervlakte

4.3.4.5.1. Concentratie berekenen

4.4. Massaspectrometrie

4.4.1. Massaspectrometer

4.4.1.1. Meet de massa van geladen deeltjes

4.4.1.2. Fragmentatie

4.4.1.2.1. Kleine geladen brokstukken

4.4.1.2.2. Moleculen

4.4.2. Massaspectrum

4.4.2.1. X-as

4.4.2.1.1. M/z van de fragmenten

4.4.2.2. Y-as

4.4.2.2.1. Relatieve intensiteit van de fragmenten

4.4.2.3. Structuur van moleculen afleiden

4.4.2.4. Piekhoogtes

4.4.2.4.1. Verhoudingen

5. Zuren

5.1. Oplossing

5.1.1. Zuur

5.1.1.1. stroom geleiden

5.1.1.1.1. Bevat ionen

5.1.1.2. H+ ionen afgeven

5.1.1.2.1. vormt oxoniumion

5.1.1.3. Sterk zuur

5.1.1.3.1. Aflopende reactie

5.1.1.4. Zwak zuur

5.1.1.4.1. Evenwichtsreactie

5.2. pH

5.2.1. Indicatoren

5.2.1.1. Lakmoes

5.2.1.1.1. Zuur/basisch

5.2.1.2. Universeelindicator

5.2.1.3. Binas tabel 52A

5.2.1.3.1. bijbehorende omslagtraject

5.2.2. 0<x<7

5.2.3. Berekenen

5.2.3.1. pH= -log[H30+]

5.2.3.2. [H3O+]=10*-pH

5.2.3.3. Significante cijfers

5.2.3.3.1. [H3O+] = aantal decimalen van de pH

5.2.3.4. Sterk zuur

5.2.3.4.1. pH rechtstreeks berekenen

5.2.3.5. Zwak zuur

5.2.3.5.1. Evenwichtsvergelijking

5.2.3.5.2. Evenwichtsvoorwaarde

5.2.3.5.3. Molariteit berekenen

5.3. Organisch

5.3.1. Koolstofskelet

5.3.2. -COOH-groep

5.3.3. Zuurgroep

5.3.3.1. afstaan van H+ion

5.3.4. Meerwaardig zuur

5.3.4.1. afstaan van meerdere H+ionen

5.4. Anorganisch

5.4.1. Zonder koolstofskelet

5.4.2. Instabiele zuren

5.4.2.1. Koolzuur

5.4.3. Zwaveligzuur

5.4.4. Meerwaardig zwak zuur

5.4.4.1. Verliest maar 1 H+ion

5.5. Ionen

5.5.1. Als zuur reageren

5.5.2. Binas tabel 49

6. Scheidingmethodes

6.1. Adsorberen

6.1.1. Norit

6.1.1.1. Ontkleuren

6.1.2. Verschil in binding aan een absorptiemiddel

6.2. Bezinken

6.2.1. Kalkwater

6.2.2. Verschil in dichtheid

6.2.3. Gebrek aan oplosbaarheid

6.3. Centrifugeren

6.3.1. Verschil in dichtheid

6.3.2. Bloed

6.4. Destilleren

6.5. Extraheren

6.5.1. Verschil in oplosbaarheid van vaste stoffen in vloeistof

6.5.2. Koffie

6.6. Filtreren

6.6.1. Suspensie

6.6.2. Verschil in deeltjesgrootte

6.7. Indampen

6.7.1. Zout uit zeewater

6.7.2. Verschil in kookpunt

7. Chemie

7.1. Koolhydraten/sachariden

7.1.1. Algemene formule

7.1.1.1. CnH2mOm

7.1.2. Onder invloed van zonlicht

7.1.2.1. In groene planten

7.1.2.1.1. Uit CO2 en H2O

7.1.3. Monosachariden

7.1.3.1. Ringvormige structuur

7.1.4. Glucose

7.1.4.1. Reageren als

7.1.4.1.1. Reductor

7.1.4.1.2. Oxidator

7.1.4.2. Biopolymeren

7.1.4.2.1. Cellulose

7.1.4.2.2. Zetmeel

7.1.4.2.3. Glycogeen

7.1.5. Fructose

7.1.5.1. Reageer alleen

7.1.5.1.1. Oxidator

7.1.6. Disacharide

7.1.6.1. Twee monosacharide-eenheden

7.1.6.2. Formule

7.1.6.2.1. C12H22O11

7.1.6.3. Hydrolyse

7.1.6.3.1. Omgezet in twee monosachariden

7.1.7. Polysachariden

7.1.7.1. Polymeren van monosacharidemoleculen

7.1.8. Alle koolhydraten

7.1.8.1. Allemaal energiebronnen

7.2. Vetten

7.2.1. Triglyceriden

7.2.1.1. Vetzuren

7.2.1.1.1. Verzadigd

7.2.1.1.2. Onverzadigd

7.2.1.2. Glycerol

7.2.2. Hydrolyse omgezet

7.2.2.1. Glycerol

7.2.2.2. Vrije Vetzuren

7.2.3. Reserve brandstof

7.2.3.1. Vorming van membranen

7.2.4. Essentiële vetzuren

7.2.4.1. Omega 3

7.2.4.2. Omega 6

7.2.4.3. Niet in je lichaam gevormd

7.2.4.3.1. Maar via de voeding

7.3. Eiwitten

7.3.1. Aminozuren

7.3.1.1. Kunnen gekoppeld worden

7.3.1.1.1. Dipetiden

7.3.1.1.2. Tripetiden

7.3.1.1.3. Tetrapetiden

7.3.1.1.4. Uiteindelijk polypetiden

7.3.1.2. Essentiële

7.3.1.2.1. Moet in je voeding voorkomen

7.3.1.3. Overtollige

7.3.1.3.1. In je lever afgebroken

7.3.2. Ontstane binding

7.3.2.1. O=C--N--H

7.3.2.1.1. Peptidebinding

7.3.3. Structuren

7.3.3.1. Primaire

7.3.3.1.1. Vorming van H bruggen

7.3.3.2. Secundaire

7.3.3.2.1. Vorming van H bruggen

7.3.3.3. Tertiare

7.3.3.3.1. Vorming van molecuul als geheel

7.3.4. Reacties

7.3.4.1. Hydrolyse

7.3.4.2. Denatureren

7.3.5. Kunnen dienen als

7.3.5.1. Enzymen

7.3.5.2. Hormoon

7.3.5.3. Bouwstof

7.4. DNA en RNA

7.4.1. DNA

7.4.1.1. Kern menselijke cel

7.4.1.2. Celdeling

7.4.1.2.1. DNA om een staafvormig steuneiwit

7.4.1.3. Nucleotide

7.4.1.3.1. Twee nucleotideketens

7.4.1.3.2. Combinatie van

7.4.1.4. Replicatie

7.4.1.4.1. Splitsing dubbele helix

7.4.1.4.2. DNA-molecuul verdubbelt

7.4.1.4.3. Drie fouten gemaakt

7.4.2. RNA

7.4.2.1. Kopie

7.4.2.1.1. Matrijsstreng

7.4.2.2. Verschilt met DNA

7.4.2.2.1. Enkele keten

7.4.2.2.2. Bevat ribose

7.4.2.2.3. Base uracil in plaats van thymine

7.4.2.3. Transcriptie

7.4.2.3.1. RNA-kopie wordt gemaakt

7.4.2.4. mRNA

7.4.2.4.1. Verlaat celkern

7.4.2.4.2. Codon

7.4.2.4.3. Aminozuren

7.4.2.4.4. tRNA

7.4.2.5. Translatie

7.4.2.5.1. Code van mRNA wordt vertaald

8. Basen

8.1. pH

8.1.1. 7>x<14

8.1.2. Berkenen

8.1.2.1. pOH=-log[OH-]

8.1.2.2. [OH-]=10*-pOH

8.1.2.3. Verband pH en pOH

8.1.2.3.1. pH+pOH=14

8.1.2.3.2. Waterevenwicht

8.1.2.4. Sterke base

8.1.2.4.1. pOH rechtstreeks berekenen

8.1.2.5. Zwakke base

8.1.2.5.1. Evenwichtsvergelijking

8.1.2.5.2. Evenwichtsvoorwaarde

8.1.2.5.3. Molariteit berekenen

8.2. Oplossing

8.2.1. Bevat OH- ionen

8.2.2. Basisch

8.2.2.1. Sterke base

8.2.2.1.1. Aflopend met water

8.2.2.2. Zwakke base

8.2.2.2.1. Evenwichtsreactie met water treed op

8.2.3. Notaties

8.2.3.1. Sterke base

8.2.3.1.1. De ionen die onstaan door de reactie

8.2.3.2. Zwakke base

8.2.3.2.1. Het oorspronkelijke ion

8.3. Ion

8.3.1. Sterk basisch

8.3.1.1. Reageert aflopend met water

8.3.1.1.1. Éen reactievergelijking

8.3.2. Zwak basisch

8.3.2.1. Twee reactievergelijkingen

8.3.2.1.1. Oplossen van het zout

8.3.2.1.2. Reactie van de base

8.3.3. Basisch ion

8.3.3.1. Slecht oplosbaar zout

8.3.3.1.1. Geen reactie met water

8.4. Moleculaire stoffen

8.4.1. Zwakke organische basen

8.4.1.1. Aminen

8.4.2. Zwakke base

8.4.2.1. Ammoniak

8.4.3. Eenwaardigebase

8.4.3.1. Éen H+ion opnemen

8.4.4. Meerwaardige base

8.4.4.1. Meedere h+ionen opnemen

8.4.5. Notatie

8.4.5.1. Zwakke base

8.4.5.1.1. Oorspronkelijke molecuul

9. Kunststoffen

9.1. Additiepolymerisatie

9.1.1. Polymeren

9.1.1.1. Grote moleculen

9.1.1.2. Gemaakt uit kleine moleculen

9.1.1.2.1. Monomeren

9.1.1.3. Gemaakt worden door condensatiepolymerisatie

9.1.1.4. Gemiddelde ketenlengte

9.1.1.5. Gemiddelde molecuulmassa

9.1.2. Proces

9.1.2.1. Stap 1

9.1.2.1.1. Initiatie

9.1.2.2. Stap 2

9.1.2.2.1. Propagatie

9.1.2.3. Stap 3

9.1.2.3.1. Terminatie

9.1.3. Monomeereenheid

9.1.3.1. De repeterende eenheid

9.2. Condensatiepolymerisatie

9.2.1. Twee ==> één groter molecuul

9.2.1.1. Klein molecuul wordt afgesplitst

9.2.2. Estervorming

9.2.3. Hydrolysereactie

9.2.3.1. Reactie met water

9.2.3.1.1. Twee kleinere moleculen splitst

9.2.4. Polyester

9.2.4.1. Condensatiepolymeren

9.2.4.1.1. Polyamiden

9.2.4.2. Monomeren zijn gekoppeld

9.2.4.2.1. Via condensatiereactie

9.2.4.3. Monomeren

9.2.4.3.1. Dizuur

9.2.4.3.2. Diol

9.2.4.3.3. Hydroxyzuur

9.2.4.3.4. Diamine

9.2.4.3.5. Aminozuur

9.2.4.4. Copolymeren

9.2.4.4.1. Ontstaan uit verschillende monomeren

9.3. Eigenschappen

9.3.1. Thermoplasten

9.3.1.1. Losse polymeerketens

9.3.1.2. Worden zacht bij verwarmen

9.3.1.3. Flexibiliteit afhankelijk

9.3.1.3.1. De grootte van de zijketens

9.3.1.3.2. De polymerisatiegraad

9.3.1.3.3. Aanwezigheid van weekmakers

9.3.2. Thermoharders

9.3.2.1. Netwerkpolymeren

9.3.2.2. Polymeerketens

9.3.2.2.1. Verbonden door crosslinks

9.3.2.3. Blijven hard bij verwarmen

9.3.2.4. Niet flexibel