1. gespecialiseerde boeren
1.1. economie groei strek door -->
1.2. overgang naar veeteelt was mogelijk, door: import graan uit gebieden rond de Oostzee
2. De stapelmarkt
2.1. rond 1600 Amsterdam belangrijkste handelstad
2.1.1. dit was vooral te danken aan de graanhandel en de stapelmarkt
2.1.1.1. stapelmarkt: aangekochte producten waar nog geen koper voor is, worden in pakhuizen opgeslagen totdat zich een koper aandient of de prijzen zich gunstig hebben ontwikkeld
2.1.1.2. graanhandel: Veel graan kwam binnen in Amsterdam en werd verder verspreid over Europa.
2.2. de Hollandse kooplieden werkten volgens het principes van het kapitalisme.
2.2.1. kapitalisme: Economisch systeem met als belangrijkste kenmerken winststreven, privébezit en concurrentie.
3. Jaloerse buurlanden
3.1. door de volgende ontwikkelingen steeg de welvaart in de Republiek harder dan de omringende landen
3.1.1. landbouw
3.1.2. nijverheid
3.1.3. handel
3.1.4. scheepvaart
3.2. Engeland en Frankrijk waren jaloers op de Republiek. Engeland werkte de Republiek tegen met de Act of Navigation. (1651)
3.2.1. Act of Navigation: hierin stond dat in de Britse havens alleen maar Britse handelsschepen mochten komen, of schepen die uit hetzelfde land afkomstig waren als hun lading.
3.2.2. Minister Jean-Baptiste Colbert wilde de eigen markt beschermen door mercantilisme
3.2.2.1. mercantilisme: Een economisch stelsel dat de bestaansmiddelen in het eigen land wil verstreken door de export van eindproducten te bevorderen en de import ervan te bemoeilijken.
4. van concurrentie naar compagnie
4.1. einde 16 eeuw legde de Republiek wereldwijd handelscontacten en ging een groeiende rol spelen in de opkomende wereldeconomie.
4.1.1. hierdoor ontstond het handelskapitalisme.
4.1.2. handelskapitalisme: Een vroege vorm van kapitalisme, waarbij kooplieden geld verdienen met de (internationale) handel.
4.2. wereldeconomie: Een economie waarbij goederen uit verschillende delen van de wereld onderling worden verhandeld.
4.3. in 1594 werd besloten om een gezamenlijke handelsonderneming(compagnie) op te richten die zelf peper en andere specerijen uit Indië zou gaan halen.
4.3.1. in 1602 ontstond de Verenigd Oost-Indische Compagnie (VOC). Bestond uit alle koopmannen uit Holland en Zeeland.
5. Desnoods met harde handen
5.1. VOC kreeg monopolie om handel te drijven met Azië en had bovendien verregaande bevoegdheden in die verre streken.
5.1.1. voorbeelden van die bevoegdheden:
5.1.1.1. handelsovereenkomsten met inlandse vorsten sluiten.
5.1.1.2. soldaten en bestuursambtenaren in dienst nemen
5.1.1.3. aan vreemde kusten forten bouwen
5.1.1.4. geweld gebruiken als de belangen van de VOC in gevaar kwamen.
5.2. nijverheid neem toe
5.2.1. door:
5.2.1.1. scheepvaart
5.2.1.2. specialisme