1. China
1.1. Kaart lijkt op een draak.
1.1.1. De "bolle buik" is dichtbevolkt.
1.1.1.1. Oosten van China.
1.1.1.2. Miljoenensteden
1.2. Meer dan 1 miljard Chinezen leven van landbouw.
1.2.1. Maar 15% van China is goed voor landbouw.
1.2.1.1. Dit kan vooral in de "bolle buik".
1.3. Hoofdstad is Peking.
1.3.1. Veel fabrieken
1.3.1.1. Kleding
1.3.1.2. Chemische producten
1.3.1.3. Elektrische apparaten
1.3.1.4. Hoofdkantoren van bedrijven bieden werk aan duizenden mensen.
1.4. China heeft communistische regering.
1.4.1. Regering regelt alles.
1.4.1.1. Hier komt verandering in.
1.4.1.1.1. Boeren mogen meer producten verbouwen.
1.4.1.1.2. Fabrieken mogen meer producten verkopen.
1.4.1.1.3. Mensen houden geld over voor leuke dingen.
1.4.1.2. Voorbeeld: ouders mogen maar 1 kind.
2. Japan
2.1. Eilandenrijk
2.1.1. Bergachtig
2.1.1.1. Op veel plaatsen kunnen geen mensen wonen.
2.1.2. Veel vulkanen
2.1.3. Groot gevaar voor aarbevingen.
2.1.4. Honshu en Hokkaido zijn dichtbevolkt.
2.2. Hoofdstad is Tokyo.
2.2.1. Samen met miljoenensteden Kawasaki en Yokohama ligt het aan een baai.
2.2.2. Groot haven- en industriegebied.
2.2.2.1. Er worden vliegtuigen, auto's, schepen, elektronica en camera's gemaakt.
2.2.2.2. Het meeste wordt verkocht aan buitenland.
2.2.2.2.1. Hierdoor is Japan welvarend.
2.2.3. Erg dichtbevolkt
2.2.3.1. Veel wolkenkrabbers in centrum.
2.2.3.1.1. Kantoren van grote ondernemingen.
2.3. Weinig eigen grondstoffen.
2.3.1. Meeste grondstoffen worden ingevoerd.
2.3.1.1. Vaak uit Indonesië.