Want dat soort gast ben ik

1. Personages

1.1. flat character

1.1.1. antagonist

1.1.1.1. Franse meneer

1.1.2. Lisa

1.1.2.1. gewone kassierster

1.2. round character

1.2.1. protagonist

1.2.1.1. verliefd

1.2.1.1.1. Hij overweegt Lisa haar telefoonnummer te vragen

1.2.1.2. boos

1.2.1.2.1. Hij wordt boos als de Fransman iets beledigend roept

1.2.1.3. agressief

1.2.1.3.1. Hij slaat de antagonist een paar keer

2. Structuur

2.1. begin

2.1.1. medias res

2.1.1.1. Uiteraard ziet het er niet goed uit. Ik ben niet dom

2.2. midden

2.3. einde

2.3.1. open einde

2.3.1.1. Want dat soort gast ben ik, weet je, en bovendien: ik was toch niet van plan om snel weer terug naar huis te gaan

3. Tijd

3.1. vertelde tijd

3.1.1. ongeveer 2 uur

3.2. verteltijd

3.2.1. ongeveer 15 min

3.3. chronologisch

4. vertelperspectief

4.1. vertellende ik-persoon

4.1.1. Ik reed terug via dezelfde route als altijd