1. tijd en ruimte
1.1. tijd
1.1.1. historische tijd
1.1.1.1. Het verhaal speelt zich af eind twintigste eeuw, dit is wel belangrijk voor het verhaal, want de stijl van de gebouwen wordt grondig beschreven en er wordt vaak gebruik gemaakt van zware machines voor het onderhouden van de wijngaard en het maken van de druiven tot wijn. Als dit verhaal zich zou afspelen in de Middeleeuwen zou het een heel ander verhaal zijn.
1.1.1.1.1. Ze combineren vrachtwagens weer tot een bottelarij en blokkeren de ingang tot de kerk. Voorheftrucks razen heen en weer om pallets met lege flessen neer te zetten.
1.2. ruimte
1.2.1. geografische ruimte
1.2.1.1. Het verhaal speelt zich af in de buurt van het kasteel en de wijngaarden van Gageac, in Frankrijk.
1.2.1.1.1. In tegenstelling tot hen woon ik hier nu al twee jaar en heb nog niets meer gezien Gageac en het lab.
1.2.2. symbolische ruimte
1.2.2.1. Het leven op de wijngaard toont aan dat leven allerlei vicieuze cirkels door elkaar zijn. Elk jaar opnieuw ontwikkelen de lats zich tot struiken met oogjes en uiteindelijk tot volwaardige wijnstokken met talrijke trossen druiven waarna ze zich weer terugtrekken tot een simpele lat. Terwijl dit gebeurt met de wijnstokken, wordt er in de chai van druiven wijn gemaakt, waarvan het proces ook een cirkelvormige structuur heeft.
1.2.3. sfeerscheppende ruimte
1.2.3.1. Het verhaal heeft een zeer opgewekte sfeer, iedereen in het dorp helpt elkaar steeds en er worden vaak buurtfeesten georganiseerd. De zon schijnt gedurende het hele verhaal.
2. structuur
2.1. tijdsopbouw
2.1.1. De tijd in het verhaal verloopt chronologisch, er wordt nooit iets herhaald uit het verleden en elke gebeurtenis verloopt in de juiste volgorde.
2.2. spanningsopbouw
2.2.1. Er is in dit boek geen sprake van spanningsopbouw. Het is een autobiografie waarin de auteur gewoon de feiten vertelt zoals die zich voordeden.
3. personages
3.1. hoofdpersonage
3.1.1. Patricia Atkinson is van nature uit een Engelstalige vrouw. Haar personage wordt impliciet beschreven tijdens het verhaal. Als lezer moet je zelf achterhalen hoe haar familiebanden zijn en hoe ze in het leven staat. Ze is een zeer opgewekte en leergierige vrouw met twee kinderen en drie stiefkinderen, van lengte is ze niet zo groot en ze heeft blond haar. Haar karakter is te beschouwen als een vol karakter omdat ze gedurende het verhaal nog heel wat meemaakt waardoor ze een andere kijk krijgt op het leven.
3.2. nevenpersonages
3.2.1. James
3.2.2. Charles
3.2.3. Laura
3.2.4. Chantal
3.2.5. Edge
3.2.6. alle liefjes van Edge
3.2.7. Serge
3.2.8. John
3.2.9. de familie Cholet
3.2.10. Odile
3.2.11. Pepita
3.2.12. Gilles Cholet
3.2.13. madame De la Verrie
3.2.14. ...
3.3. figuranten
3.3.1. Engels koppel dat wijn koopt
3.3.2. allerlei Franse koppels die wijn kopen
3.3.3. medecursisten van de wijnproeverij
3.3.4. het werkvolk van Serge
3.3.5. Emma
3.3.6. Sophie
3.3.7. Andrew
3.3.8. monsieur De la Verrie
3.3.9. Pierre De la Verrie
3.3.10. Suzanne De la Verrie de Vivans
3.3.11. Madeleine de Vivans
3.3.12. de familie Queyrou
3.3.13. de familie Prévôt
3.3.14. de familie Tessandier
3.3.15. de familie Hawkins
3.3.16. Gabriel Devaux
3.3.17. Rosemarie Doughty's
3.3.18. de man met de zonnebril
3.3.19. ...
4. vertelperspectief
4.1. belevende ik
4.1.1. Ik staar naar de horizon en de omgeving, (...) Ik ben hier op goed geluk gekomen, maar ik heb wortel geschoten en van deze grond en wijnstokken leren leven. Het is warm. Ik kijk naar de wijngaarden op de voorgrond.
5. thematiek
5.1. verklaring titel
5.1.1. De wijnstokken beginnen als kleine lats, maar tegen de oogst zijn de planten al goed gegroeid en hangen er al vele trossen aan. De wijnstokken zijn gerijpt door het zonlicht.
5.1.2. De vrouw komt uit het natte Londen, maar wanneer ze toekomt in Frankrijk schijnt de zon er de hele zomer. Door elke dag in de wijnstokken te werken onder de broeiende zon, leert ze het vak beetje bij beetje beter kennen. Aan het einde van het boek heeft ze een heel andere persoonlijkheid ontwikkelt, ze is vooral veel zelfstandiger geworden.
5.2. centrale thema
5.2.1. Het centrale thema gaat over het volledige proces van het maken van wijn. Zowel het onderhouden van de wijnstokken als het bottelen van de wijn. Het boek beschrijft het leven van Patricia die elke dag in haar wijngaard werkt, de wijn oversteekt in fusten en leert bottelen etc.
5.3. motieven
5.3.1. verhaalmotieven
5.3.1.1. Er wordt heel veel aandacht besteed aan het besproeien van de wijnstokken want één ziekte kan al fataal zijn. Het sproeien vergt veel aandacht in het boek.
5.3.2. abstracte motieven
5.3.2.1. Er is gedurende het hele verhaal een witte, zwaar ademhalende uil die voortdurend terugkeert. Maar ik heb geen idee welke meerwaarde deze uil geeft aan het verhaal.
5.3.3. leidmotief
5.3.3.1. De zin 'Ik liep voorbij de boom langs de uil die weer zwaar aan het ademhalen was' wordt in elk hoofdstuk herhaald.