1. religie
1.1. heilsgeschiedenis
1.1.1. liturgie
1.1.1.1. oude testament
1.1.1.2. nieuwe testament
1.2. paus
1.2.1. petrus = de eerste paus
1.2.1.1. begraven in St. Pieter
1.3. Ora et Labora
1.3.1. bid en werk
1.3.2. hemel, vagevuur of hel
1.4. theocentrisme
1.4.1. 1 god centraal
2. architectuur
2.1. god is licht
2.1.1. glas in lood
2.1.1.1. rozet vensters
2.2. kenmerken romaanse bouwstijl:
2.2.1. rondbogen
2.2.2. kleine ramen
2.2.3. massief
2.2.4. symbolische beeldtaal
2.3. kenmerken gotische bouwstijl
2.3.1. hoogbouw
2.3.2. skeletbouw
2.3.2.1. steunberen
2.3.2.2. luchtbogen
2.3.2.3. kruisribgewelven
3. muziek
3.1. gregoriaans
3.1.1. monodie
3.2. later polyfoon
3.2.1. voor meer aantrekkelijkheid
3.2.2. in notenschrift
3.2.2.1. makkelijk worden overgenomen
3.2.3. als engelengezang
3.3. tonen
3.3.1. consonanten
3.3.2. dissonanten
4. beeldend
4.1. kerk en adel
4.1.1. opdrachtgevers
4.2. Christelijke verhalen centraal
4.3. veel gebruik van symbolen
4.4. voor de burger om de kerk interessanter te maken: diensten waren in latijns
4.4.1. protenstantisme
4.4.1.1. vond het afleidend werken
4.4.1.2. soberheid
5. theater
5.1. liturgisch drama
5.1.1. paas-trobe in gezang en gebaar vertoont
6. dans
6.1. in de kerk verboden (heidens
6.2. adel
6.2.1. figuurdans
6.2.1.1. bruiloften en feesten