1. diagnostiek
1.1. objectieve diagnostiek?
1.2. onderscheid
1.2.1. opvoedingsproblemen
1.2.2. gedragsstoornissen
1.2.2.1. criteria RUTTER - gedrag niet leeftijdsadequaat manifesteert zich frequent duurt lang manifesteert zich intensief Hardnekkig - verschillende betrokkenen signaleren in verschillende situaties dezelfde problemen - gedrag schaadt of bedreigt de ontwikkeling - geen socio-culturele gebondenheid - conglomeraat van kenmerken
1.2.2.1.1. - niet leeftijdsadequaat
1.2.3. aanpassingsproblemen
1.2.3.1. - ontstaat naar aanleiding feit - vaak zelfde uitingsvorm als gedragsstoornis bv. depressie , rouwreactie - kennen meestal een positief verloop - kunnen vererger en uitgroeien tot een stoornis
1.2.4. gedragsproblemen bij het kind
1.2.5. ontwikkelingsstoornissen
2. vaardigheden
2.1. observeren
2.1.1. soorten
2.1.1.1. systematisch waarnemen - proces met systematiek - beperken tot die items die van belang zijn in functie van ons doel
2.1.1.2. opzettelijk waarmnemen - niet alles regristreren maar bewust waarnemen - observatie gestuurd vanuit een opdracht
2.1.1.3. doelgericht waarnemen - kijken met een bepaald doel - zicht krijgen op hulpvraag - doel : betrouwbare informatie verkrijgen die doelgericht en verantwoord handelen mede mogelijk maken.
2.1.2. objectiviteit
2.1.3. stoorzenders
2.1.3.1. totale context
2.1.3.1.1. - plaats waar observatie gebeurd - aanwezigheid derden - tijdsaspecten - pregnatie
2.1.3.2. bij cliënt
2.1.3.2.1. - cliënt wilt informatie achterhouden - non-verbale gedrag is niet in overeenstemming met wat persoon zegt - de geobserveerde persoon is niet zoals gewoonlijk - spreekt een andere taal - pregnatie - anders gedragen wanneer er geobserveerd wordt
2.1.3.3. observator
2.1.3.3.1. - alle zintuigen geven informatie - gevoelens - aandacht , concentratie - normen en waardenpatroon - humeur - afweermechanismen - kennis en ervaring - acceptatie en onvolledige informatie - te snel en impulsief interpreteren - generaliseren - vooroordelen - stereotypering - halo- effect - identificatie - projectie - persoonlijke norm - beschiksbaarheidsheuristiek - verschillen in causale attributie tussen c en d - beschikbaarheid van denkbeelden - represetativiteit
2.2. instrumenten
2.2.1. IZIKA
2.2.2. DSM
2.2.3. ASEBA- systeem ( brede band screening)
2.2.3.1. vragenlijsten : - ouder: CBCL (1;5-5, 6-18) - leerkracht: TRF (1;5-5, 6-18) - jongere: YSR (11-18) - observator: DOF (5-14) - clinicus: SCICA (6-11) - volwassenen: ABCL, ASR (+18)
2.3. gesprekstechnieken
3. resultaat observatie en diagnostiek
3.1. algemene informatie
3.2. uiterlijk
3.3. motoriek
3.3.1. fijne en grove motoriek
3.4. communicatie
3.4.1. verbaal vs. non -verbaal
3.5. gedrag
3.5.1. t.o.v andere
3.5.1.1. - cliënten - begeleiding - ouders - siblings
3.5.2. t.o.v dagdagelijkse situaties
3.5.2.1. - bij het opstaan - bij het slapen gaan - aan en uitkleden - bij maaltijden - hygiëne - zindelijkheid - taken , huiswerk - bij vrije tijd , spelsituaties - opvallende gedragingen - aanpassingsvermogen - financieel aspect - sociaal - emotioneel functioneren - cognitieve vaardigheden
4. intake gesprek
4.1. vertrouwensrelatie opbouwens
4.2. inventariseren van informatie
4.2.1. Analyse van de verwachtingen t.a.v. hulpverlening - Aard van de verwachte hulp - Betrokkenheid t.a.v. de hulpverlening - Weerstanden t.a.v. de hulpverlening
4.2.2. Analyse van het gezinssysteem - Persoonskenmerken - Subsysteemkenmerken - Algemene gezinskenmerken - Contextkenmerken
4.2.3. Analyse van het opvoeden - Pedagogisch aanbod - Pedagogisch hanteren van situaties - Pedagogische vraag
4.3. inventariseren van de hulpvraag
4.3.1. kennis dossier cliënt
4.3.1.1. - Bestuderen van ontvangen rapportage - Analyse verwijsbrief
4.3.2. diagnostiek
4.3.3. vaardigheden
4.3.3.1. - Observeren - Gesprekstechnieken - Gebruik van instrumentarium