Get Started. It's Free
or sign up with your email address
Risicofactoren by Mind Map: Risicofactoren

1. Deze studie gaat over de invloed van persoonlijkheid en gender op risk perception en risk-taking gedrag tijdens adolescentie (Reniers, Murphy, Lin, Bartholomé & Wood, 2016). Risk-taking gedrag vermeerdert tijdens de adolescentie. Er is dan een verhoogde reactiviteit tot emoties en een nog onvolwassen vermogen om aan zelfregulatie te doen. Dit maakt adolescentie een periode van hoge kwetsbaarheid voor de negatieve consequenties van risk-taking. Adolescenten zijn sterk gefocust op de anticipatie van voordelige uitkomsten in plaats van op de geassocieerde kosten, en kunnen goed omgaan met de onvoorspelbaarheid van een situatie. Ook is er veel impulsiviteit en sensatiezucht bij adolescenten. De manier waarop een risico waargenomen wordt in associatie met iemands persoonlijkheid is cruciaal voor het bepalen van de gebeurtenis van werkelijk risk-taking gedrag. Deze studie doelde erop om de invloed van persoonlijkheidskenmerken op de waarneming van risico's én risicogedrag te onderzoeken. Naast leeftijd werden ook de relatieve impact van gevoeligheid voor reward en punishment, impulsiviteit en angst in sociale situaties op risk perceptie en risk-taking beoordeelt. Relatieve invloed van persoonlijkheidskenmerken op risk perceptie en risk-taking gedrag werden voor mannen en vrouwen apart onderzocht.

2. 356 participanten deden eerst de adolescent risk-taking questionnaire. Dit is een two-part questionnaire die adolescent risk-taking gedrag onderzoekt en daarbij ook percepties van het risico van dit gedrag. De Barratt Impulsiveness scale (BIS-11) werd gegeven als self-report meting van impulsiviteit. Ten slotte werd de social interaction anxiety scale and social phobia scale gegeven. Deze lijsten ware er om angstsymptomen te beoordelen gerelateerd aan het initiëren en behouden van interacties met mensen in sociale situaties, en angstsymptomen in relatie tot prestatie van verschillende taken terwijl er geobserveerd wordt door andere mensen. Resultaten lieten zien dat er geen significant verschil was tussen self-reported levels van gevoeligheid voor reward en impulsiviteit tussen mannen en vrouwen, maar mannen zagen gedrag als minder risicovol, namen meer risico’s en waren minder gevoelig voor negatieve outcomes en minder sociaal angstig dan vrouwen. Leeftijd, behavioral inhibitie en impulsiviteit waren direct geassocieerd met risico perceptie, terwijl leeftijd, sociale angst, impulsiviteit en gevoeligheid voor reward en risico perceptie zelf direct geassocieerd waren met risk-taking behavior. Een aparte bevinding, die tegenstrijdig was met verwachtingen, was dat oudere leeftijd geassocieerd was met een vermeerdering in risk-taking gedrag. Gedrag zoals gevaarlijk rijden etc, werd meer en piekte tussen 12-18 jaar. Misschien is de vrijheid die met de leeftijd komt meer prominent in het verklaren van de vermeerdering in risk-taking dan eerder gedacht. Leeftijd moet dus voorzichtig benadert worden als factor. Verder werd er gevonden dat oudere mensen minder sociale angst hadden, en dat hoe meer sociale angst een persoon heeft, hoe minder risk-taking gedrag hij vertoont, echter risico perceptie vermindert niet. Dit is waarschijnlijk waar volwassenen en adolescenten verschillen: ook al begrijpen adolescenten de risico’s van hun gedrag en kunnen ze hun kwetsbaarheid net als volwassenen beoordelen, hebben andere factoren invloed zoals angst voor sociale situaties, maar ook gevoeligheid voor reward en impulsiviteit, en deze maken adolescenten meer kwetsbaar voor risico’s.

3. Deze studie gaat over de rol van overconfidence en risk perceptie in risk-taking gedrag van finance professionals (Broihanne, Merli & Roger, 2014). Veel empirische studies hebben gedemonstreerd dat overconfidence leidt tot overmatig trading, en dat hoe meer overconfident de investeerder is, hoe waarschijnlijker het is dat hij hogere risico investeringen doet. Het hoofddoel van dit paper was om resultaten van voorgaand onderzoek waaruit bleek dat overconfidence veel voorkomt en dat overconfidence en risico perceptie een positief effect hebben op risk-taking gedrag van investeerders uit te breiden naar finance professionals. Overconfidence manifesteert zichzelf door de miscalibratie van kansen, het better-than-average effect, illusies van controle en onrealistisch optimisme. In dit paper wordt alleen op de eerste twee types van overconfidence gefocust, en er worden twee verschillende metingen van miscalibratie gebruikt. Het better-than-average effect duidt op het feit dat mensen geloven dat ze boven gemiddeld zijn en dat mensen onrealistisch positieve percepties van zichzelf hebben.

4. 64 professionals werden geïnterviewd. De 10 vragen gingen over risk attitude, risk perception, risk-taking, overconfidence en expectations. In deze vragen werd dus miscalibratie getest en ook het better-than-average effect. Resultaten lieten zien dat risk-taking minder wordt naarmate een participant meer ervaring met financiën heeft. De meting van risk perceptie gebaseerd op de PCA van risk perceptie scores voor aandelen waren altijd significant. Dit resultaat bevestigde de sterke rol die risk perceptie van aandelen speelt in verband met risk-taking gedrag. Overconfidence heeft een sterk positief en significant effect op risk-taking gedrag, dus de resultaten van voorgaande studies zijn bevestigd. De negatieve impact van miscalibratie en de positieve impact van het better-than-average effect waren niet significant. Over het algemeen bleek dat het onderschatten van risico’s een cruciale rol speelt in het verklaren van risk-taking beslissingen. Financiële professionals zijn overconfident zowel bij algemene als bij financiële outcomes.

5. Reniers, L. E. P. R., Murphy, L., Lin, A., Bartolomé, P. S., Wood, J. S. (2016). Risk perception and risk-taking behaviour during adolescence: the influence of personality and gender. PLoS ONE, 11 (4), 1-14

6. Broihanne, M. H., Merli, M., Roger, P. (2014). Overconfidence, risk perception and the risk-taking behavior of finance professionals. Finance Research Letters, 11. 64-73

7. 299 participanten moesten eerst een taak doen in een MRI scanner. De fMRI taak was een heads or tails gokspel waar ze geld konden winnen óf verliezen. Na de scanning sessie, moesten participanten achter een computer de Pubertal Development Scale (PDS) en de balloon analog risk task (BART) uitvoeren, een BIS/BAS vragenlijst doen en speeksel verzamelen voor een testosteron beoordeling. De PDS is een self-report vragenlijst die vragen bevat over secondaire seksuele kenmerken. De BART is een taak om laboratorium risk-taking gedrag te beoordelen. Participanten zagen op een computerscherm een kleine ballon, een pomp, een indicatie van totale hoeveelheid verkregen geld en een indicatie van hoeveel geld er verkregen was bij de laatste ballon, en een cash-out knop. Ballonnen mochten opgeblazen worden met muisklikken, en voor elke klik kregen participanten 0,05 euro’s. Participanten mochten op elk moment stoppen met opblazen en het geld innemen, en als participanten de ballon te ver opbliezen dan knapte hij en verloren ze al het geld. De BIS/BAS vragenlijst werd gebruikt om self-reported risk-taking neigingen te evalueren. Resultaten lieten zien dat er een piek was in nucleus accumbens activiteit in respons op beloningen. Uit de BART taak kwam dat er een een piek was in mid-adolescence. Self-assessment van risk-taking neigingen veranderde niet met de leeftijd, dit zou een indicatie kunnen zijn van individuele verschillen die niet gerelateerd zijn aan leeftijd. Ten slotte was testosteron lineair gerelateerd aan nucleus accumbens activiteit, dus mensen met hogere testosteron levels hadden ook hogere Nacc activiteit tot beloningen.

8. Er is een studie gedaan over longitudinale veranderingen in risk-taking bij adolescenten. (Braams, Duijvenoorde, Peper & Crone, 2015). Adolescentie is een periode van risk-taking, dat hoogstwaarschijnlijk veroorzaakt wordt door een overactief beloningssysteem (nucleus accumbens) in de hersenen. Veel studies hebben al laten zien dat de nucleus accumbens piekt in zijn activiteit in adolescentie, als er beloningen gegeven worden. Een potentiële factor die de relatie tussen nucleus accumbens activiteit en risk-taking gedrag kan verklaren is mogelijk driving force van pubertijdsontwikkeling, vooral testosteron levels. Voorgaande studie heeft laten zien dat veranderingen in nucleus accumbens reactiviteit gerelateerd zijn aan veranderingen in testosteron levels in het begin van de pubertijd. Doel van deze studie was om (1) patronen van ”aan leeftijd gerelateerde veranderingen” te testen in activiteit in de nucleus accumbens in relatie tot veranderingen in puberteit, laboratorium risk-taking en zelfgerapporteerde risk-taking neigingen, (2) testen of individuele verschillen in pubertijdsontwikkeling en risk-taking gedrag bijdroegen aan longitudinale veranderingen in nucleus accumbens activiteit.

9. In deze studie worden associaties tussen psychopathie, risk perceptie en risk-taking in meerdere contexten getest, met gebruik van een 4-factor model van psychopathie (Hosker-Field, Molnar, Book, 2015). Psychopathie is gekarakteriseerd door pervasieve emotionele en interpersoonlijke gebreken, impulsiviteit en antisocialiteit. Zulke kenmerken zijn waarschijnlijk geassocieerd met risk-taking. In dit paper wordt een 4 factor model van psychopathie gehanteerd, dat emotionele kenmerken in twee factoren verdeelt: callous affect (gebrek aan empathie, algemeen gebrekkig affect) en interpersonal manipulation. Deze twee factoren zijn het resultaat van een low fear temperament of gebrek aan anticipatory fear. Verder is sociale afwijking ook verdeelt in twee factoren, namelijk erratic (wisselvallige) lifestyle en antisociaal gedrag. Deze twee factoren zijn waarschijnlijk het resultaat van informatieverwerkingsgebreken, wat leidt tot regulatory dyscontrol. Recentelijk is er een triarchie model opgekomen, waarin gezegd wordt dat callousness kan resulteren uit genetische of omgevingsinvloeden die aanhechting beperken, en gerelateerd kunnen zijn aan óf een neiging tot disinhibitie of tot vrijmoedigheid (boldness).

10. Er werden twee studies gedaan. Studie 1 bevatte 194 undergraduate studenten. Ze deden een self report psychopathy scale om psychopathie te onderzoeken. Verder werd er een domain specific risk-taking scale gebruikt om risk-taking in vijf domeinen te onderzoeken; ethical, financial, health/safety, recreational en social. Uit deze studie kwam dat oudere participanten waarschijnlijker waren om sociale risico’s te nemen en minder waarschijnlijk om risico’s te nemen wat betreft health/safety en recreation. Mannen waren waarschijnlijker dan vrouwen om financiële risico’s te nemen. Erratic lifestyle psychopathie factor was positief geassocieerd met risk-taking in alle vijf de risico domeinen en de interpersoonlijke manipulatie factor was positief gelijnd met zowel ehitsche als health/safety risk-taking. Ten slotte was antisociaal gedrag positief gerelateerd aan ethisch risk-taking. Over het algemeen had de erratic psychopathy factor de meest consistente relatie met risk-taking gedrag. In studie 2 werden 320 participanten getest met dezelfde vragenlijsten als in studie 1. Alle vier de psychopathy factoren waren negatief geassocieerd met ethisch, financial, health/safety en recreational risk perceptie en positief gecorreleerd met risk-taking wat betreft deze domeinen. Alleen de interpersoonlijke manipulatie en erratic lifestyle factoren waren positief gecorreleerd met social risk-taking. Eigenlijk warne de resultaten van studie 2 vergelijkbaar met die van studie 1.

11. Braams, R. B., van Duijvenvoorde, C. K. A., Peper, S. J., Crone, A. E. (2015). Longitudinal changes in adolescent risk-taking: a comprehensive study of neural responses to rewards, pubertal developments and risk-taking behavior. The Journal of Neuroscience, 35(18), 7226-7328

12. Hosker-Field, M. A., Molnar, S. D., Book, S. A. (2015). Psychopathy and risk taking: examining the role of risk perception. Personality and individual differences, 91, 123-132