1. verzadiging
1.1. vol gevoel
1.2. verlangen naar een volgende maaltijd wordt geremd
1.3. preadsorptieve verzadiging
1.3.1. verzadiging uit het gegeten voedsel
1.4. postadsorptieve verzadiging
1.4.1. komt nadat nutriënten door het maag-darmkanaal zijn gekomen
2. hypothalamus
2.1. eet en drinkgedrag
2.2. input
2.2.1. maagdarmhormonen worden geproduceerd als voedsel contact maakt met de wand van het maag-darmkanaal
2.2.1.1. geven een verzadigingsgevoel aan de hypothalamus
2.2.1.2. Cholecystokinine (CCK) hormoon
2.2.1.2.1. reageert bij inname van eiwitten en vetten
2.2.1.3. Peptide YY (PYY) hormoon
2.2.1.3.1. reageert bij adsorptie van eiwitten, vetten en koolhydraten
2.2.1.4. proglucagon hormoon
2.2.1.5. ghrelin hormoon
2.2.1.5.1. stimuleert eetlust
2.2.1.6. insuline hormoon
2.2.1.6.1. essentiële rol in glucosestofwisseling
2.2.1.7. leptine hormoon
2.2.1.7.1. slankheidshormoon, bij toename van vetweefsel neemt de productie hiervan toe, hierdoor neemt de eetlust af
3. genots- en beloningsaspecten
3.1. Endogene opiaten zoals bèta-endorfine zorgen voor een prettig gevoel
3.2. aminerge neurotransmitters
3.2.1. beleving van genot
3.2.2. dopamine
3.2.2.1. verslavingsgedrag
3.2.2.2. eetlust remmend
3.2.3. noradrenaline
3.2.3.1. eetlustremmend
3.2.4. serotonine
3.2.4.1. verzadiging