Kom i gang. Det er Gratis
eller tilmeld med din email adresse
NEDERLANDS af Mind Map: NEDERLANDS

1. Neologismen

1.1. Samenstelling

1.1.1. vb: lichtgroen -> licht + groen

1.2. Afleiding

1.2.1. voorvoegsel/ prefix

1.2.2. achtervoegsel/ affix

1.3. Samenstellende afleiding

1.3.1. samenstelling + afleiding

1.3.1.1. vb: tientonner

2. Nederlands in de wereld

2.1. Frans-Vlaanderen

2.1.1. gebied in NW van Frankrijk

2.2. Voormalige kolonies

2.2.1. Suriname

2.2.1.1. Nederlands = officiële taal

2.2.1.2. Staat in groene boekje

2.2.1.3. vb: neusboter = snot

2.2.2. Nederlandse Antillen

2.2.2.1. Wordt gebruikt in middelbaar + hoger onderwijs -> NL blijft belangrijk

2.2.2.2. Papiaments = creooltaal met invloeden van NL

2.2.3. Indonesië

2.2.3.1. Vroeger taal van de overheid

2.2.3.2. Oudere mensen + studenten

2.2.3.3. vb: handel, jas, oma, opa...

2.3. Afrikaans

2.3.1. Nieuwe taal

2.3.1.1. Ontstaan uit taal van Nederlandse kolonisten in Z-A

2.3.1.2. Verschillen in uitspraak, woordenschat, zinsbouw...

2.3.1.3. Wordt ook gesproken in Namibië

2.3.2. Enkele kenmerken

2.3.2.1. Mooie woorden

2.3.2.1.1. sterke drank = lawaaiwater

2.3.2.1.2. callgirl = afspraakmeisie

2.3.2.2. Engelse leenwoorden

2.3.2.2.1. sepie -> soap

2.3.2.2.2. besigheid -> business

2.4. Uitgeleende woorden

2.4.1. Verschillen op vlak van:

2.4.1.1. Woordenschat

2.4.1.1.1. vb: liegstorie = leugenachtig verhaal

2.4.1.2. Grammatica

2.4.1.2.1. dubbele ontkenning

2.4.1.3. Spelling

2.4.1.3.1. z > s vb: Suid-Afrikaner

2.4.1.4. Uitspraak

2.4.1.4.1. ik > ek

3. Woordfamilies

3.1. Formele verbanden

3.1.1. Homoniem

3.1.1.1. vb: bank, elf

3.1.2. Homofoon

3.1.2.1. vb: hard of hart, stijl of steil

3.1.3. Homograaf

3.1.3.1. vb: bedelen

3.1.4. Rijm

3.1.4.1. alliteratie

3.2. Betekenisverbanden

3.2.1. Polyseem

3.2.1.1. vb: voet, restauratie

3.2.2. Synoniem

3.2.2.1. betekenis

3.2.2.1.1. lachen- gieren

3.2.2.2. gevoelswaarde/ connotatie

3.2.2.2.1. vrouw- wijf

3.2.2.3. register

3.2.2.3.1. slapen- maffen

3.2.2.4. taalvariant

3.2.2.4.1. zin- goesting

3.2.3. Antoniem

3.2.3.1. Totaal andere woorden

3.2.3.1.1. gezond- ziek

3.2.3.2. Woorden met aangepaste vorm

3.2.3.2.1. gezond- ongezond

3.2.4. Hyperoniem

3.2.4.1. vb: dier t.o.v. kat

3.2.5. Hyponiem

3.2.5.1. Geheel en deel

3.2.5.1.1. vb: huis -> woonkamer

3.2.5.2. Categorie

3.2.5.2.1. vb: dier -> vogel -> mus

4. Sociolinguïstiek

4.1. Ontstaan

4.1.1. Werk van William Labov 'The social stratification of English in NYC'

4.2. Sociolecten

4.2.1. =variëteiten van een taal gesproken door sprekers v/e bepaalde sociale categorie

4.3. Sociale parameters

4.3.1. Sekse

4.3.1.1. biologische notie

4.3.2. Leeftijd

4.3.2.1. lokale peer group

4.3.3. Sociale klasse

4.3.3.1. beroep

4.3.4. Combinaties

4.4. Jongerentaal

4.4.1. gebruikt door jongeren

4.4.2. meestal onverstaanbaar voor volwassenen

4.4.3. vb: swag, YOLO, vet, "checkt da"...

4.5. Chattaal

4.5.1. geschreven taal online

4.5.2. tussen spreektaal en schrijftaal

4.6. Straattaal

4.6.1. jongerentaal aanwezig in grote steden

4.6.2. negatieve media-aandacht

4.6.3. toegeschreven aan allochtone jongeren

4.6.4. multiculturele contacttaal