1.1. = alle in de natuur aanwezige stoffen die een mens op de een of andere manier kan gebruiken en die onmisbaar zijn voor de levenskwaliteit van de mens
2. Aantasting -> natuur
2.1. Grootscheepse ontbossing
2.2. Afname biodiversiteit
3. Productiefactoren
3.1. = de voorraden en diensten van ecosystemen (id economie)
4. Natuurlijk kapitaal
4.1. = ecosystemen (id economie)
5. Circulaire economie
5.1. = economie gericht op het optimaal inzetten en hergebruiken van grondstoffen
6. Biotische bronnen
6.1. Voedsel
6.2. Medicinale stoffen
6.3. Hout / vezels
6.4. Biomassa voor energie
6.5. Genetische bronnen (DNA)
6.6. = duidelijk omschreven eindproduct
7. Diensten <- natuur
7.1. Leefruimte
7.2. Fotosynthese
7.3. Reinigend vermogen van water en bodem
8. Duurzame ontwikkeling
8.1. = een ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden, zonder dat het vermogen om in de eigen behoeften te voorzien voor toekomstige generaties in gevaar komt
8.2. Bijv. duurzaam gebruik maken vd ecosystemen
9. Evenwicht tussen ecologische, economische en sociale belangen
9.1. Onderzoek nodig
10. Culturele diensten
10.1. Recreatie en ecotoerisme
10.2. Symbolische waarde
10.3. Wetenschap en onderwijs
10.4. = mogelijkheden en effecten van de natuur
11. Abiotische bronnen
11.1. Minerale bronnen
11.2. Niet-hernieuwbare energiebronnen
11.3. Hernieuwbare energiebronnen
11.4. Drinkwater
11.5. Water voor landbouw en industrie
11.6. = voorraden die wel of niet door natuurlijke processen kunnen worden aangevuld