1. SOORTEN
1.1. toversprookje
1.1.1. vb. Assepoester
1.2. kluchtig, 'realistisch'
1.2.1. vb. Luie Hein
1.3. kettingverhaal
1.3.1. vb. Gouden Gans
1.4. dierensprookje
1.4.1. vb. De Bremer standsmuzikanten
2. FABELS
2.1. moraliserende boodsschap
2.2. hoofdfiguren: dieren, planten, voorwerpen
3. VOLKSPROOKJES
3.1. mondelinge overdracht
3.1.1. later opgeschreven door o.a. Grimm
3.2. schrijver onbekend
3.3. niet voor kinderen
3.3.1. later gekuist door o.a. Grimm
4. CULTUURSPROOKJES
4.1. stamt niet uit mondelinge overdracht
4.2. schrijver bekend
4.3. complexer dan volksprookjes
4.4. vb. H.C. Anderson
5. MYTHEN
5.1. verklaring voor levensvragen en natuurverschijselen
5.2. relatie tussen mensen en goden
5.3. vb. Griekse mythen
6. LEGENDEN
6.1. heiligenverhalen
6.1.1. religieuze betekenis: stichtelijke bedoeling
6.2. vb. Sint-Nikolaas
7. SAGEN
7.1. ~historische gebeurtenissen met bijzondere verklaring
7.2. basis: historische kern
7.3. vb. De rattenvanger van Hamelen
8. WAAROM
8.1. prikkelt fantasiewereld
8.1.1. voor volwassenen: vlucht uit de realiteit
8.1.2. voor kinderen: nog geen onderscheid tussen fantasie en realiteit
8.1.2.1. vb. normaal dat een dier praat
8.2. uitspraak V. Propp
8.2.1. "structuurprincipe van de tocht/queeste"
8.3. situatiespanning
8.3.1. spanning opwekken
8.3.2. geruststellen
8.4. begin
8.4.1. Er was eens.... = goede afloop
8.5. midden
8.5.1. herhalingen (regel van 3)
8.5.2. humoristische technieken
8.5.2.1. overdrijvingen
8.5.2.2. mens en dier
8.5.2.3. taboedoortrekking
8.6. gevoelens en kenmerken
8.6.1. worden vergroot
8.6.2. statisch type: onveranderlijk
8.7. type
8.7.1. diepere emotie --> herkenning bij lezer
8.7.2. vb. Assepoester: boze stiefmoeder, alles komt goed met geduld