MONDELINGE TAALVAARDIGHEID

Jetzt loslegen. Gratis!
oder registrieren mit Ihrer E-Mail-Adresse
MONDELINGE TAALVAARDIGHEID von Mind Map: MONDELINGE TAALVAARDIGHEID

1. betekenis visies voor onderwijs

1.1. taalleren door imitatie

1.1.1. leerkracht doet voor en kinderen doen na

1.2. taalleermechanisme (creatieve constructie)

1.2.1. leerkracht zorgt voor goed taalaanbod en creëert taalrijke situaties

2. tussendoelen MC

2.1. deelname gesprekken

2.1.1. pragmatische taalvaardigheid

2.1.1.1. communicatieve intenties uiten

2.2. interactief leren

2.3. mondeling taalgebruik

2.3.1. uitdrukkingsvaardigheid

2.3.1.1. WOS uitbreiden, regels MC en gram. toepassen

2.4. woordenschat

2.5. begrijpend luisteren

2.5.1. tekstvaardigheid

2.5.1.1. begrijpend luisteren, vertellen, presenteren

2.6. vertellen en presenteren

2.7. reflectie op communicatie

2.7.1. taalbeschouwing

2.7.1.1. reflecteren op functie/structuur

2.8. reflectie op taal

3. drie domeinen MT

3.1. luisteren

3.1.1. technisch

3.1.1.1. bv. rijmen

3.1.2. begrijpend

3.1.2.1. bv. verhaal navertellen

3.1.3. kritisch

3.1.3.1. bv. mening vormen

3.2. spreken

3.2.1. bv. spreekbeurt, telefoongesprek, wat is er in het journaal gebeurd

3.3. gesprekken

3.3.1. bv. kringgesprek, gesprek in viertallen, dicussie etc.

4. taalfuncties

4.1. sociaal

4.1.1. communicatieve functies van taal

4.1.1.1. zelfhandhaving

4.1.1.1.1. Die had ik!

4.1.1.2. zelfsturing

4.1.1.2.1. Dan ga ik eerst naar de supermarkt

4.1.1.3. sturing van anderen

4.1.1.3.1. Zullen we gaan zwemmen?

4.1.1.4. structurering van het gesprek

4.1.1.4.1. Mag ik even wat zeggen?

4.2. cognitief

4.2.1. conceptualiserende functies van taal

4.2.1.1. rapporteren

4.2.1.1.1. verslag doen

4.2.1.2. redeneren

4.2.1.2.1. beschrijving met extra denkstap verwoord

4.2.1.3. projecteren

4.2.1.3.1. verplaatsen in gedachten/gevoelens van anderen

5. tweede taalverwerving

5.1. simultane tweetaligheid

5.1.1. twee talen tegelijk leren

5.1.1.1. voor derde levensjaar

5.2. successieve tweetaligheid

5.2.1. 2e taal leren nadat ze eerste taal hebben geleerd

5.2.1.1. na derde levensjaar

5.3. interferentiefouten

5.3.1. fouten die voortkomen uit de verschillen tussen de eerste en tweede taal

6. vier fasen in taalontwikkeling

6.1. prelinguaal (tot 1 jaar)

6.1.1. huilen

6.1.1.1. verschillende huiltjes

6.1.2. vocaliseren

6.1.2.1. klanken gebruiken

6.1.3. brabbelen

6.1.3.1. proberen woorden maken, herhaling

6.1.4. aanpassen

6.1.4.1. omgeving, herkennen welke taal

6.2. vroeglinguaal (tot 3 jaar)

6.2.1. symboolbewustzijn

6.2.1.1. woord betekent iets: bv. bal zeggen en wijzen naar een bal

6.2.2. eenwoordzinnen (1-1,5), tweewoordzinnen (tot 2,5), meerwoordzinnen (tot 3)

6.3. differentiatie (tot 5 jaar)

6.3.1. taalleermechanisme (creatief construeren) kinderen maken foutjes zoals 'loopte'

6.3.1.1. verworven kennis toepassen: praten op eigen initiatief

6.3.1.2. merken dat je nog niet alles weet

6.3.1.3. eerder verworven kennis bijstellen

6.3.1.4. nieuwe taalkennis gebruiken

6.3.1.5. kennis bijstellen

6.3.1.6. beheersing alle taalregels

6.4. voltooiing (tot 9 jaar)

6.4.1. spelling/grammatica verder ontwikkelt

6.4.2. school speelt belangrijke rol

6.4.2.1. genoeg aanbod spelling/grammatica en mondelinge communicatie nodig

6.4.2.2. kind moet kennis hebben van taal en deze toe kunnen passen in dagelijkse situaties

7. taalverwervingsstrategieën

7.1. behaviorisme (Skinner)

7.1.1. imitatie

7.1.2. bekrachtiging

7.1.2.1. belonen/straffen

7.1.3. conditionering

7.1.3.1. omgeving

7.2. nativisme / mentalisme (Chomsky)

7.2.1. taalleermechanisme (creatief construeren)

7.2.1.1. aangeboren taalvermogen

7.2.1.2. vanaf geboorte taal centraal

7.3. interactioneel (Schaerlaekens)

7.3.1. combinatie beide

7.3.1.1. vooral in begin imitatie

8. onderwijs MC richt zich op

8.1. DAT uitbreiden, verfijnen en verbeteren

8.2. CAT aanbieden

9. rol van de leerkracht

9.1. interactievaardigheden (taalgroeimiddelen)

9.1.1. taalaanbod

9.1.2. feedback

9.1.3. taalruimte

9.2. modeling

9.2.1. voordoen, hardop nadenken

9.3. vragen stellen

9.3.1. uitdagen: open vragen, diepgaande vragen

9.3.2. gesprekken voorbereiden