Dementie

1. Alzheimer

2. Soorten

2.1. Vasculaire dementie

2.1.1. Door problemen in het doorbloeding in de hersenen

2.2. Frontomporale dementie

2.2.1. Ontstaat doordat hersencellen in de frontaalkwab (gedragsgebied) en de temporaalkwab (taalgebied) afsterven. Dit komt veel bij jongere mensen voor.

2.3. Lewy bodydementie

2.3.1. Hierbij bevinden zich zogenaamde Lewy bodies in de zenuwcellen van de hersenen. Dit zijn speciale eiwitafzettingen. Dit tast de hersenen aan.

2.4. Korsakov

2.4.1. Dit is officieel geen dementievorm, maar een aparte ziekte die het geheugen aantast.

3. Therapieën

3.1. Validation: Validation is meer dan meegaan met de belevingswereld van de dementerende oudere. Het is meer dat je bevestigd dat die wereld waarin de zorgvrager leeft bestaat en dus niet denken dat ze niet begrepen worden.

3.2. Reminiscentie: Reminiscentie is het bewust ophalen van herinneringen, waardoor oudere cliënten met een beperking meer tevredenheid ervaren over hun leven. Kan door muziek, foto's, geuren etc.

3.3. Zintuigenprikkeling: Snoezelen. Door een fijne omgeving te creëren, kan iemand in een ver gevorderd stadium van Dementie dit rust bieden. Hierdoor kunnen ze met deze momenten nog genieten.

4. Herkenning

5. Jeugdherineringen

6. ROB: woonzorgcentrum

6.1. Belevingsgerichte zorg:

6.2. Belevingsgerichte zorg:Bij belevingsgerichte zorg staan de wensen en mogelijkheden van degene die zorg krijgt centraal, niet de beperkingen die iemand heeft.

7. Fases

7.1. Dementie fase 1: het voorstadium In het voorstadium van dementie krijg je zorgen over je eigen geheugen.

7.2. Dementie fase 2: het beginstadium Het eerste teken van dementie is wanneer de vergeetachtigheid een patroon begint te worden.

7.3. Dementie fase 3: het middenstadium Dementie gaat in het middenstadium een steeds grotere rol in het dagelijks leven innemen. Veel normale handelingen als wassen, aankleden, eten worden vergeten.

7.4. Dementie fase 4: het eindstadium In het laatste stadium van dementie heeft iemand continue verzorging nodig. Het geheugen en spraakvermogen gaan nu snel achteruit. Iemand krijgt problemen met zelfstandig lopen of kan helemaal niet meer lopen.

8. Vergeetachtigheid

9. Angstig

10. Zorgafhankelijk

11. Karakterverandering