Boekbespreking 2: De hond van de Baskervilles | Sir Arthur Conan Doyle

Jetzt loslegen. Gratis!
oder registrieren mit Ihrer E-Mail-Adresse
Boekbespreking 2: De hond van de Baskervilles | Sir Arthur Conan Doyle von Mind Map: Boekbespreking 2: De hond van de Baskervilles | Sir Arthur Conan Doyle

1. Onderwerp

1.1. Uitwerking

1.1.1. Heel erg grondig

1.1.1.1. Alle details worden beschreven omdat die belangrijk zijn voor Sherlock in de zoektocht naar de oplossing.

1.1.1.2. Het boek behandelt maar 1 onderwerp en dat is de moord, andere thema's als liefde etc. komen er minder aan te pas waardoor de focus ligt op de onderstaande woorden => grondige uitwerking

1.2. Formuleren onderwerp

1.2.1. Moord

1.2.2. Sherlock Holmes

1.2.3. Detective

1.2.4. Hound: gruwelwezen dat lijkt op een hond

1.2.4.1. Hound ≠ hond

1.2.4.2. Sherlock vindt het interessant dat er hound wordt gezegd in plaats van hond en gaat op onderzoek uit.

2. Thematiek

2.1. De hond van de Baskervilles

2.1.1. Verklaring titel

2.1.1.1. De legende gaat dat een reusachtige hond de Baskervilles treitert.

2.1.2. Centrale thema

2.1.2.1. Oplettendheid

2.1.2.1.1. Doordat iedereen steeds aandachtig was, in het bijzonder Watson en Holmes, konden ze Stapleton te pakken krijgen.

2.1.3. Motieven

2.1.3.1. Donker bos

2.1.3.1.1. Wanneer dit vermeld wordt, verwacht je dat 'the hound' tevoorschijn komt.

3. Tijd en ruimte

3.1. Historische tijd

3.1.1. 19e eeuw: het speelt een rol: Ze hebben geschoten met een geweer waardoor de houder van de hound( Stapleton) het kon horen en ontsnapte.

3.1.1.1. Citaat: "Hij heeft de schoten zeker gehoord, hij zal weten dat we er aankomen"

3.1.1.1.1. Dit is gezegd door Sherlock Holmes.

3.2. Geografische ruimte

3.2.1. Een dorp niet zo ver van London gelegen, het geeft het verhaal geen meerwaarde.

3.3. Symbolische/sfeerscheppende functie

3.3.1. Een groot kasteel in een nog groter bos. Sfeerscheppend is dit erg belangrijk want 's nachts is een bos compleet onverlicht. Dat maakt het zo eng en tevens de perfecte plaats voor een moord.

4. Structuur

4.1. Tijd

4.1.1. Chronologisch

4.1.2. Terugwijzing

4.1.2.1. Praten over wanneer ze de hound gezien hebben

4.1.3. Tijdsprongen

4.1.3.1. Als er niks raars gebeurt in de nacht dan springen ze vaak over naar de volgende ochtend.

4.2. Spanningsopbouw

4.2.1. Kennisachterstand

4.2.1.1. Het is verteld vanuit Watsons perspectief. Voor hem is het even onduidelijk als voor ons. Sherlock is ons een stap voor.

4.2.2. Vertraging

4.2.2.1. Er worden heel veel dingen beschreven omdat alle details een nieuwe wending kan geven.

4.2.2.2. Scènes met de hound worden met bespreking van gevoelens vertraagd en spannend gemaakt.

4.2.3. Karakterisering

4.2.3.1. Mr. Stapleton

4.2.3.1.1. Komt over als een normale man, langzamerhand komt uit hoe achterbaks en slecht hij is. Hij wordt steeds verdachter en verdachter => spanningsopbouw

5. Personages

5.1. Sherlock Holmes

5.1.1. Round character

5.1.1.1. Er kan verwarring zijn: Sherlock will be Sherlock. Hij blijft altijd dezelfde Sherlock omdat dat in de aard van zijn karakter ligt. Toch leert hij constant bij en naar het einde toe evolueert hij naar een nog meer uitgekookte detective.

5.1.2. Detective

5.2. Dr. John Watson.

5.2.1. Round character

5.2.1.1. Hij leert het hele verhaal door bij, ook in de andere boeken. Hij lijkt steeds meer op Sherlock en steeds minder op 'de gewone' mensen. Op het einde merkt details op die hij in het begin van het verhaal nooit zou hebben opgemerkt.

5.2.2. Hulpje van Sherlock

5.3. Charles Baskerville

5.3.1. Wordt vermoord

5.4. Henry Baskerville

5.4.1. Neef van Charles en tevens erfgenaam van het kasteel en 650.000 pond.

5.5. Carthwright

5.5.1. Snuggere 14-jarige die Sherlock vaak helpt.

5.6. Frankland

5.6.1. Dorpsbewonder

5.6.2. Dochter: Laura Lyons

5.7. Mr. en Mvr. Barrymore

5.7.1. 2 butlers die de familie Baskerville als generaties dienen.

5.8. Mortimer

5.8.1. Buur van Charles Baskerville en vindt zijn lijk als eerste.

5.9. Stapleton/ Roger Baskerville

5.9.1. Moordenaar en houder van de hound

6. Vertelperspectief

6.1. Auctoriële hij-verteller: Watson

6.1.1. Citaat: We hebben Sir Henry alles dat is gebeurd, verteld.

6.1.1.1. We: Sherlock en Watson