1. 3) Generatiewisseling
1.1. Cyclus
1.1.1. Ongeslachtelijke generatie
1.1.2. Geslachtelijke generatie
1.2. Voorbeelden
1.2.1. Haarmos
1.2.1.1. Ongeslachtelijke generatie
1.2.1.1.1. Sporofyt = gesteelde sporendoosje
1.2.1.2. Geslachtelijke generatie
1.2.1.2.1. Gametofyt = mosplantje
1.2.2. Mannetjesvaren
1.2.2.1. Ongeslachtelijke generatie
1.2.2.1.1. Sporofyt = varenplant
1.2.2.2. Geslachtelijke generatie
1.2.2.2.1. Gametofyt = voorkiem
1.2.3. Oorkwal
1.2.3.1. Holtedieren + leeft in zee
1.2.3.2. Eenslachtig
1.2.3.3. Geslachtelijke generatie
1.2.3.3.1. Eicellen komen buiten langs mond
1.2.3.3.2. Bevrucht door spermazoïden
1.2.3.3.3. Planulalarve
1.2.3.4. Larve zet zich vast op zeebodem -> krijgt vorm van een zakje
1.2.3.5. Scyphistomalarve
1.2.3.6. Stapeltje schotels = strobilalarve
1.2.3.7. Meerdere ephyralarven
1.2.3.8. Strobilaverschijnsel = Ongeslachtelijke generatie
2. 1) Betekenis
2.1. Beperkte levensduur
2.2. Soort wordt in stand gehouden -> voortplanting
3. 2) Voortplantingwijzen
3.1. A) Ongeslachtelijke voortplanting via vegetatieve vermenigvuldiging
3.1.1. Niet-gespecialiseerde cellen
3.1.2. Nakomelingen = identiek (kloon)
3.1.3. Voordeel: snel, veel nakomelingen
3.1.4. Nadeel: Gebrek aan genetische variatie
3.2. B) Ongeslachtelijke voortplanting via sporen
3.2.1. Gespecialiseerde voortplantingscellen = sporen
3.2.2. Sporangia
3.2.3. Nooit versmelting
3.2.4. Voordeel: snel, veel nakomelingen
3.2.5. Geslachtelijke voortplanting -> genetische variatie
3.3. C) Geslachtelijke voortplanting via gameten
3.3.1. Meiose -> genetische variatie
3.3.2. Haploïde gameten (n)
3.3.3. Diploïde zygote (2n)
3.3.4. Mitotische deling -> diploïd organisme
3.3.5. Voordeel
3.3.5.1. Unieke combinatie van genen
3.3.5.2. Permanente mogelijkheid tot aanpassing
3.3.6. Parthenogenese
3.3.6.1. Maagdelijke voortplanting
3.3.6.2. Bijzondere vorm van geslachtelijke voortplanting
3.3.6.3. Onbevruchte eicellen
3.4. Hydra
3.4.1. Geslacht van hydroïdpoliepen
3.4.2. Zowel via geslachtelijke als ongeslachtelijke voortplanting