Het ontstaan van de Nl landschappen

Lancez-Vous. C'est gratuit
ou s'inscrire avec votre adresse e-mail
Het ontstaan van de Nl landschappen par Mind Map: Het ontstaan van de Nl landschappen

1. 1.hoog- en laag nederland

1.1. nl is een dalingsgebied

1.1.1. sedimentatie komt veel voor

1.1.1.1. sedimentatie is het verschijnsel dat los materiaal na transport door water wind of ijs op het aardoppervlak terecht komt

1.2. sediment nl vooral uit rivieren

1.2.1. vooral uit voorlopers

1.2.1.1. na vele lage lag nl boven zee niveau.

1.3. noordwest nl daalt het meest

1.3.1. dikste lagen sediment

1.3.1.1. zuidoost nl daalt het minst

1.3.1.1.1. dunste lagen sediment

2. 2.het pleistoceen

2.1. de geologische afzettingen in nl zijn van 2,5 miljoen jaar geleden

2.1.1. het grootste deel heet het pleistoceen

2.1.1.1. dat kenmerk je aan de afwisseling van ijstijden

2.2. een ijstijd

2.2.1. tijdens een glaciaal daalde de temp wereld wijd een paar graden

2.2.1.1. water werd opgeslagen als landijs

2.2.1.1.1. soms stond de zeespiegel150 meter lager dan nu

2.3. dit gebeurde in pleistoceen zon tien keer

2.3.1. een keer kwam deze tot de HUN lijn, boven daar lag een laag ijs van 150 m het SAALE

2.3.1.1. 'onze' ijstijd: 150.00 jaar tot100.00 jaar geleden

2.3.1.1.1. de tijd ervoor preglaciaal, tijd erna tot 10.000 jaar geleden postglaciaal

3. 2.1 het preglaciaal

3.1. Nl was relatief koel

3.1.1. vanuit zuidoosten voorlopers Rijn en maas naar zee

3.1.1.1. zee lag veel westelijker en noordelijker

3.1.1.1.1. vanuit oosten stroomden rivieren vanuit noord-DU naar zee

3.2. in zuidoosten stroomden de rivieren snel door het reliëf

3.2.1. zwaardere afzettingen zoals grind en grofzand

3.2.1.1. naarmate rivieren noordelijker daalde stroomsnelheid, in kustvlakten tientallen meters dikke lagen fijn zand en klei.

3.2.1.1.1. deze  fluviatiele afzettingen worden de puinwaaier genoemd

4. 2.2 het saale

4.1. Het landijs schoof NL niet recht binnen

4.1.1. in rivierdalen had het landijs het minste tegenwerking en ging daar ook het snelst

4.1.1.1. gletsjers werden hoger en breder de rivierdalen werden uitgediept (je houd dus tongbekkens over)

4.1.1.1.1. tongbekkens: door landijs uitgediept rivierdal

4.2. Door de druk van het ijs werden zijkanten rivierdalen opzij geduwd: stuwwallen (Veluwe)

4.2.1. tongbekkens en stuwwallen zijn sedimenten door door het ijs neergelegd: fluviale afzettingen

4.3. toen het ijs begon te smelten nam het smeltwater veel zand en grind mee

4.3.1. aan de voet stuwwal ontstond een grote vlakte grind en zand

4.3.1.1. sandr of spoelzandwaaier, omdat deze door smeltwater is afgezet noem je het fluvioglaciale afzetting

4.3.1.1.1. het smeltwater moest door de stuwwal: smeltwaterdalen(die tegenwoordig droog zijn)

4.4. de meegenomen stenen uit Scandinavië werden onder het ijs n gedeelte verpulverd

4.4.1. hetgene dat overbleef na het smelten is grondmorene

4.4.1.1. grondmorene bestaat uit keileem: een zeer slecht water doorlatende laag van leem tot vermalen keien met hele stenen

4.4.1.1.1. De zwerfstenen op en in het ijs zijn blijven liggen dit sediment noem je glaciale afzettingen

5. 2.3 het postglaciaal

5.1. het ijs bereikte NL niet meer, het huidige NL en noordzee, maakte deel uit van poolwoestijn

5.1.1. de ondergrond bevroor enkele meters diep en er kwam los zand bovenop

5.1.1.1. over de keileem de stuwwallen en de puinwaaier kwam een laag dekzand

5.2. het fijnere zand werd hoger de lucht in geblazen en in de bergen waar de windkracht werd gebroken neergelegd

5.2.1. (in limburg en buurt van Nijmegen) deze laag löss kan meters dik zijn

5.2.1.1. Dekzand en löss zijn sedimenten door de wind neergelegd: eolische afzettingen

5.3. Aan het einde pleistoceen steeg de temp langzaam; meer planten konden groeien. poolwoestijn werd toendra

5.3.1. door de planten bleef het dekzand liggen, niet als vlakte maar als dekzandruggen

5.3.1.1. in die periode ontstonden ook rivierduinen; zand uit bedding van rivier geblazen en bleef liggen achter planten; hoge duinen.

6. 3.1 het landschap in west- en Noord NL

6.1. ong. 10.000 jaar geleden begon het holoceen. Waarin West en Noord NL is gevormd

6.1.1. Door warmte smolt het landijs en steeg de zeespiegel. de Noordzee liep vol en kreeg huidige vorm

6.1.1.1. toendra werd vervangen door loofbossen

6.2. door stijgende zeespiegel -grondwater erg hoog -waterafvoer van rivieren stagneerde. op sommige plekken bleef het water staan.

6.2.1. daar gingen waterplanten groeien; moerassen. ook hoopten dode planten resten zich door vochtige omstandigheden(verteerde slecht)op.

6.2.1.1. De grondsoort die zo ontstond wordt basisveen genoemd

6.3. ong. 5000 jaar geleden steeg de zeespiegel langzamer.

6.3.1. zeestromingen uit Noordzee voerde meer zand aan dan werd weggeslagen: strandwallen(zandbanken)

6.3.1.1. bij laag water vielen deze droog en de eerste duinen werden gevormd: oude zeeduinen

6.4. via zeegaten tussen de strandwallen bereek het water het vlakke gedeelte, iets als het waddengebied

6.4.1. dichtbij de zeegaten was de stroomsnelheid nog hoog, zware dingen zand en grind zakten

6.4.1.1. verder weg zakten de fijne deeltjes: de klei oude zeeklei

6.5. in deze periode werd ook rivierklei afgezet

6.5.1. in het noorden van NL bestond groot deel uit veen, werd hoogveen genoemd: het kwam boven het water uit

6.6. 3000 jaar geleden kwam oude zeeklei door obslibbing boven water te liggen

6.6.1. op deze modderige afzettingen kwamen planten weer moeras, resten hiervan vormde in W en N NL het hollandveen

6.7. Tijdens Holoceen bleef zeespiegel stijgen, en drong vooral N en Z-W NL binnen

6.7.1. soms werd het veen weggeslagen; zeegaten en plassen, zee zette ook opnieuw zand en klei af: jonge zeeklei

6.7.1.1. 1000 vormde zich een nieuwe rij duinen erop en ten W. Deze jonge duinen beschermen NL tegen de zee(tegenwegwaaing begroeid)