시작하기. 무료입니다
또는 회원 가입 e메일 주소
Volksverhalen 저자: Mind Map: Volksverhalen

1. Missie 1

1.1. Geschiedenis en ontstaan van sprookjes

1.1.1. 1400

1.1.1.1. Scheherazade

1.1.1.1.1. Duizend-en-één-nacht

1.1.2. 1600

1.1.2.1. Giambattista Basile

1.1.2.1.1. Pentamerone

1.1.3. 1650

1.1.3.1. Madame d'Aulnoy

1.1.3.1.1. Vertellingen der toovergodinnen

1.1.4. 1700

1.1.4.1. Charles Perrault

1.1.4.1.1. Sprookjes van Moeder de Gans

1.1.5. 1800

1.1.5.1. Gebroeders Grimm

1.1.5.1.1. Kinder- und Hausmärchen

1.1.6. 1800

1.1.6.1. Hans Christian Andersen

1.1.6.1.1. De kleine zeemeermin

1.1.6.1.2. De nieuwe kleren van de keizer

1.1.7. 1800

1.1.7.1. Waling Dykstra

1.1.7.1.1. Friese volksverhalen

1.1.8. 1800

1.1.8.1. Charles Dickens

1.1.8.1.1. A Christmas Carol in Prose

1.1.9. 1950

1.1.9.1. Godfried Bomans

1.1.9.1.1. Bundel sprookjes

1.1.10. 1950

1.1.10.1. Walt Disney

1.1.10.1.1. Disneyfilms

2. Missie 4

2.1. Invloed van Disney

2.1.1. 5 kenmerken <=

2.1.1.1. Genre = romantische musical-avonturenfilm

2.1.1.2. Utopie

2.1.1.3. Gender en patriarchale orde

2.1.1.4. Goed versus kwaad

2.1.1.5. Cuteness

2.1.2. Kenmerken van de klassieke Disneyfilm

2.1.2.1. Genre

2.1.2.1.1. Romantische musical-avonturenfilm

2.1.2.2. Utopie

2.1.2.2.1. Nostalgie naar de voorindustriële samenleving en een ongecompliceerd leven

2.1.2.3. Gender

2.1.2.3.1. Personages bij Disney vervullen duidelijke traditionele genderrollen

2.1.2.4. Cuteness

2.1.2.4.1. Vooral antropomorfe dieren in de verhalen stralen schattigheid, kwetsbaarheid en instabiliteit uit (bv.: konijn met grote expressieve ogen)

2.1.2.5. Goed versus kwaad

2.1.2.5.1. Disney toont steeds tegenstelling tussen goed en kwaad.

2.1.2.6. Verhaalstructuur Disneyfilm

2.1.2.6.1. 1. Protagonist raakt in de problemen.

2.1.2.6.2. 2. Protagonist wordt gered of redt zichzelf (man).

2.1.2.7. Utopisch ideaal

2.1.2.7.1. Het streven naar een ideaal familieleven en huwelijk

2.1.2.8. Mannelijke genderrol

2.1.2.8.1. Gekoppeld aan macht en actie

2.1.2.9. Vrouwelijke genderrol

2.1.2.9.1. Gekoppeld aan huishouden, meestal moeder of dochter

2.1.2.10. Voorbeeld kenmerken van het goede

2.1.2.10.1. Goeden = mooi, uit bovenlaag maatschappij

2.1.2.11. Voorbeeld kenmerken van het kwade

2.1.2.11.1. Slechten = kwaad van nature, uiterlijk meestal heel lelijk, heel mager(Cruella) of heel dik(Ursula)

2.1.2.12. Patriarchale orde

2.1.2.12.1. Disneyverhalen zijn mannelijke verhalen, de mannen krijgen de credits. Ze gaan er met alle eer vandoor. Vrouwen leven in een door mannen gedomineerde wereld en vinden hun geluk door een man.

3. Missie 0

3.1. Nostalgie: sprookjes uit de kindertijd

3.1.1. Sprookjes

3.1.1.1. De Drie Biggetjes

3.1.1.2. Kleinduimpje

3.1.1.3. Repelsteeltje

3.1.1.4. Assepoester

3.1.1.5. Pinokkio

3.1.1.6. Klaas Vaak

3.1.1.7. Sneeuwwitje

3.1.1.8. De kleine zeemeermin

3.1.1.9. Roodkapje

3.1.1.10. Het meisje met de zwavelstokjes

3.1.1.11. Het lelijke eendje

3.1.1.12. Peperkoekenmannetje

3.1.1.13. De Indische Waterlelies

3.1.1.14. Rapunzel

3.1.1.15. Ali Baba en de veertig rovers

3.1.1.16. ...

3.1.2. Auteurs

3.1.2.1. De gebroeders Grimm

3.1.2.2. Charles Dickens

3.1.2.3. Scheherazade

3.1.2.4. Koningin Fabiola

3.1.2.5. Charles Perrault

3.1.2.6. Hans Christian Andersen

3.1.2.7. ...

4. Missie 2

4.1. Epiek - Kenmerken en soorten sprookjes

4.1.1. Kenmerken van sprookjes

4.1.1.1. Onbepaalde plaats en tijd

4.1.1.2. Magie en fantasie

4.1.1.3. Personages zijn vlak

4.1.1.4. Happy end

4.1.1.5. Veel herhalingen, vaste formuleringen en getallensymboliek

4.1.2. Soorten sprookjes

4.1.2.1. Volkssprookjes

4.1.2.1.1. Erg oud

4.1.2.1.2. Mondeling overgeleverd

4.1.2.1.3. Veel herhaling

4.1.2.1.4. Veel varianten

4.1.2.1.5. bv. Roodkapje, Doornroosje,...

4.1.2.2. Cultuursprookjes

4.1.2.2.1. Populair in de romatiek

4.1.2.2.2. Auteur is bekend

4.1.2.2.3. Recenter

4.1.2.2.4. bv.

4.1.2.3. Moderne sprookjes

4.1.2.3.1. Moderne herwerking van oude sprookjes (bv. de islam in een sprookje betrekken)

5. Missie 3

5.1. Epiek - De legende en de sage

5.1.1. Kenmerken legende

5.1.1.1. Stichtelijk, religieus geïnspireerd verhaal met historische kern

5.1.1.2. Inhoud ruimtelijk en tijdelijk gesitueerd

5.1.1.3. Centrale rol voor een heilige, Jezus Christus, Maria of een heilig voorwerp

5.1.1.4. Elementen die tot de verbeelding spreken

5.1.2. Kenmerken sage

5.1.2.1. Mondeling overgeleverd

5.1.2.2. Ze bevatten een historische kern van waarheid

5.1.2.3. Nauwkeurig gesitueerd in ruimte en tijd

5.1.2.4. Aangedikt met fantasie-elementen uit het volksgeloof

5.1.3. Soorten sagen

5.1.3.1. Eigenlijke sage

5.1.3.1.1. De oudste sagen

5.1.3.1.2. Spanning tussen de mensenwereld en die van buiten- en bovennatuurlijke krachten

5.1.3.1.3. Verhalen over spoken, heksen, tovenaars, waarzeggers en andere bovennatuurlijke wezens als duivels, weerwolven, aardmannetjes (kabouters) ...

5.1.3.1.4. De gewone sterveling zal het onderspit delven tijdens conflicten die tussen beide werelden ontstaan

5.1.3.1.5. Meestal tragisch en pessimistisch

5.1.3.2. Historische sage

5.1.3.2.1. Verhalen met een verklaring in : bv. de naam van een stad of gemeente, landschappen, een aardrijkskundige bijzonderheid...

5.1.3.2.2. Deze verhalen zijn minder pessimistisch van ondertoon.

5.1.3.3. Stadssage/urban legend/stadslegende/ broodjeaapverhaal

5.1.3.3.1. Als 'waar' gebeurd verteld

5.1.3.3.2. Over een bijzonder of bizar feit

5.1.3.3.3. In verschillende varianten duikt het uit het niets op

5.1.3.3.4. De geloofwaardigheid wordt verhoogd door de vermelding van precieze details

5.1.3.3.5. Geen precieze bron (zogezegd uit 'goede bron vernomen')

5.1.3.3.6. Over eigentijdse angsten, dreigingen en vooroordelen

5.1.3.3.7. Soms een gruwelijke sfeer