1. Programmeren
1.1. Als je kan denken als een computer, dan kan je computers effectiever inzetten als hulpmiddel.
2. Profiel- en beroepskeuze
2.1. Denkvaardigheden die je ontwikkelt bij programmeerlessen zijn noodzakelijk bij heel veel verschillende beroepen.
3. Creatief
3.1. Filmpjes maken en monteren, 3D-printen, de computer is ook bij creatieve vakken je vriend!
4. Aansluiten op de leefwereld
4.1. Leerlingen doen van alles online en op hun telefoon. Laten we daar gebruik van maken, in plaats van repressief mee omgaan.
5. Datastromen
5.1. Waar komen jouw gegevens terecht? Wie kan erbij? Wie is er eigenaar van? Kan je ze nog weghalen? Welke machtsfactoren zitten hierachter?
5.1.1. Een groot deel van het sociale leven van deze leerlingen speelt zich online af, op allerlei sociale media. Ze maken daarbij soms keuzes waarbij dit een rol speelt (als je bijvoorbeeld een foto op Snapchat post, dan verdwijnt 'ie... tenzij iemand een screenshot maakt!)
6. Informatie
6.1. Wat kan je allemaal vinden, hoe zoek je er efficiënt naar?
6.1.1. Je moet een werkstuk maken. Wat vul je dan in op Google? En op welke links klik je? Mag je die informatie dan kopiëren naar je werkstuk, of moet je dat in eigen woorden herschrijven? Wanneer is het je eigen werk? En hoe weet je eigenlijk of de informatie die je hebt gevonden wel waar is?
6.2. Kritisch denken! Hoe onderscheid je waardevolle informatie en onbetrouwbare informatie?
7. Computational thinking
7.1. Op H/V-niveau kom je complexe problemen tegen. Als je daar structuur in aan leert brengen, leer je die problemen aan te pakken.
7.1.1. Je natuurkundeleraar vraagt je om het verband tussen stroom en spanning te onderzoeken. Hoe maak je daarvoor een proefopstelling? En welke variabelen ga je veranderen? En hoe geef je je metingen weer?