1. 5 rijken
1.1. Dieren
1.1.1. Alle levende wezens -> cellen hebben celkern + gedifferentieerd
1.2. Protisten
1.2.1. Alle levende wezens -> cellen hebben celkern + niet gedifferentieerd
1.3. Planten
1.3.1. Alle levende wezens -> cellen hebben celkern + gedifferentieerd + cellen bevatten: bladgroenkorrels + hebben cellwand
1.4. Prokaryoten (Bacteriën)
1.4.1. Heterotrofebacteriën (doen geen fotosynthese) + Autotrofe bacteriën (fotosynthese)
1.4.1.1. Alle levende wezens -> cellen geen celkern + niet gedifferentieerd
1.5. Zwammen
1.5.1. Alle levende wezens -> cellen hebben celkern + gedifferentieerd + cellen bevatten: geen bladgroenkorrels + wel cellwand
2. Taxonomisch niveau
2.1. Rijk (Animalia)
2.2. Stam (Mammalia)
2.3. Klasse
2.4. Orde
2.5. Familie
2.6. Geslacht
2.7. Soort
3. Stammen
3.1. Geleedpotigen
3.1.1. Schaaldieren
3.1.1.1. 5 potten = 4 looppoten + 1 grijppoten
3.1.1.1.1. Lichaam -> verdeeld in 2 grote stukken
3.1.1.1.2. Kopborststuk:Looppoten hangen daar vast
3.1.1.1.3. Achterlijf: Elk segment hangt paar korte en afgeplatte zwempoten
3.1.1.2. Gesegmenteerde voelspieren + monddelen -> vooran aan de kop
3.1.1.3. Hun pantser -> stevig
3.1.1.4. Meeste leven in water
3.1.1.4.1. Ademen door kieuwen zij zitten in het kopborststuk
3.1.2. Insecten
3.1.2.1. Lichaam = kop, borststuk , achterlijf
3.1.2.1.1. 3 poten + 2 vleugels (borststuk vastzitten)
3.1.2.2. Indeling op basis van vleugels
3.1.2.3. Schildvleugeligen
3.1.2.3.1. Kevers
3.1.2.4. Tweevleugelingen
3.1.2.4.1. Vliegen
3.1.2.5. Schubvleugelingen
3.1.2.5.1. Vlinders
3.1.2.6. Uitwendig skelet = enkel uit chitine opgebouwd
3.1.2.6.1. Daardoor zijn ze lichter en beweegelijker dan schaaldieren
3.1.2.7. Ademen door tracheeën
3.1.2.7.1. Tracheeën = kleine buisjes die een opening hebben opzij van lichaam
3.1.2.8. Op hun kop -> voelsprieten
3.1.2.8.1. Samengestelde facetogen of enkelvoudige puntogen
3.1.3. Spinnen
3.1.3.1. 4 paar loopoten+ geen vleugels
3.1.3.2. Landdieren
3.1.3.3. Lichaam: Kopborststuk + achterlijf
3.1.3.4. Ademen door tracheeën en ook boeklongen
3.1.3.4.1. Holtes ->gevuld met dunne plaatjes = hiertussen circuleert de lucht
3.1.3.5. Klasse spinnen: Scorpionen, teken + mijten
3.1.4. Veelpottige
3.1.4.1. Duizendpoten
3.1.4.1.1. 30 tot 100 poten
3.1.4.1.2. Elk segment -> draagt een paar poten
3.1.4.1.3. Poten op voorste segment: kaakpoten met gifklier
3.1.4.2. Miljoenpoten
3.1.4.2.1. 2 poten per segment
3.1.4.2.2. Lichaam is rolrond
3.1.4.2.3. Leven van planten + plantenresten
3.2. Gewervelden
3.2.1. Bezitten een wervelkolom (gemeenschappelijk kenmerk)
3.2.1.1. Ligt aan: rugzijde
3.2.1.1.1. Bevat : het ruggenmerg, een centrale zenuwstreng
4. Zaadplanten
4.1. Naaktzadigen
4.1.1. Niet beschermd door vruchtwand
4.1.1.1. Bv: Den
4.1.2. Kegel bestaat uit schubben
4.1.2.1. Tussen schubben: zaden
4.2. Oud: Schubben buigen uit elkaar
4.3. Bedektzadigen
4.3.1. Zaden tussen 1 of + vergroeide vruchtbladeren. Vormen -> Vruchtwand
4.3.1.1. Èènzaadlobbige planten
4.3.1.1.1. Voorbeeld: maïs
4.3.1.1.2. Bekijken : 1 zaadlob
4.3.1.2. Tweezaadlobbige planten
4.3.1.2.1. Voorbeeld: boon
4.3.1.2.2. Boon zaadhuid open
4.3.1.2.3. 2 delen met daartussen een kiempje
4.3.1.2.4. 2 delen = zaadlobben
4.3.2. Zaden bedekt door vruchtwand
4.4. Families
4.4.1. Onderverdeeld
4.4.1.1. families,geslachten, soorten...
4.4.2. Verschillende planten in een familie -> veel gemeenschappelijke kenmerken
4.4.2.1. Voorbeeld: Dezelfde bloemvorm,bladvorm..
4.4.3. Gekruist? Nakomelingen onvruchtbaar