1. Materialen
1.1. Tennisrokje of broekje
1.2. Tennisracket
1.2.1. Groene ballen (amateur)
1.3. Tennisballen
1.3.1. Gele ballen (gevorderden)
1.4. Tennisschoenen
1.4.1. Schoenen die veel grip bieden zodat je niet uitglijdt
2. Ademhaling
2.1. Type IIa
2.1.1. Anaeroob
2.1.2. Aeroob
2.2. Zuurstof
2.2.1. Hier is ATP voor nodig
2.3. Witte spiervezels
3. Doping
3.1. EPO of bloeddoping; nuttig bij tennis
3.1.1. Vermoeidheid uitstellen
3.1.1.1. Energie
3.2. Steroïden of groeihormonen; nuttig bij tennis
3.2.1. Kracht opbouwen; hardere slag
3.3. Regelementen
3.3.1. Alleen erkende stoffen
3.3.2. Geen anabole middelen
3.3.3. Geen groeifactoren, peptide middelen, verwante stoffen en mimetica
4. Hart
4.1. Kransslagaders
4.1.1. Voorzien hartspier van doorbloeding
4.2. Hart- en slagaderkleppen
4.2.1. Gaat via ader naar de longen
4.2.1.1. Luchtpijp stroomt lucht naar de longblaasjes in de longen
4.2.1.1.1. Hier vindt ademhaling plaats; ventileren
4.3. Kamers en boezems
4.4. Hartspierweefsel
4.5. Hartslagfrequentie
4.5.1. Hartslag
5. Erfelijkheid
5.1. 51% genetisch
5.2. 49% door training
5.3. DNA
6. Spieren
6.1. Gladde spieren
6.1.1. Je denkt er niet bewust bij na
6.2. Dwarsgestreepte spieren
6.2.1. Bewust aansturen
6.2.2. Sacromeren
6.2.2.1. Myosinefilament
6.2.2.1.1. A band
6.2.2.2. Actinefilament
6.2.2.2.1. I band
6.2.2.3. Door middel van botten aan elkaar vast
6.2.2.4. Crossbrigdes; wanneer actine en myosine in elkaar schuiven
6.2.3. Pezen
6.2.3.1. D.m.v botten aan elkaar
6.3. Rode ballen (beginners)
7. Talent
7.1. Coaching
7.1.1. Medische begeleiding
7.2. Training
7.2.1. Mentaliteit
7.2.2. Trainer
8. Voeding
8.1. Eiwitten na de wedstrijd voor sneller spierherstel
8.1.1. Kwark, eieren of couscous
8.2. Tijdens een wedstrijd veel suikers, zoals sportdrank
8.3. Veel koolhydraten; zorgt voor kracht en energie
8.3.1. Brood, pasta, snoep