Laten we beginnen. Het is Gratis
of registreren met je e-mailadres
3.2 Door Mind Map: 3.2

1. ongezonde dampen

1.1. roet ontstaat bij verbranding. het ontstaat als de brandstof niet helemaal is verbrandt. het is ongezond voor je longen. roet ontstaat ook in de schoorteen van je openhaard of bij een dieselmotor, een roetfilter voorkomt dat de roet in de buitenlucht komt.

1.2. volledige verbranding is als de brandstof helemaal is verbrand en dat er alleen nog waterdamp en koolstofdioxide over is.

1.3. bij een gasvlam is er geen sprake van volledige verbranding, er vindt onvolledige verbanding plaats. er ontstaat koolstofdioxide, waterdamp, roet en koolmonoxide. koolmonoxide zit ook in sigarettenrook.

2. verbranden van voedsel

2.1. voedsel is de energiebron voor je lichaam, er zijn veel overeenkomsten tussen het verbranden van brandstof en het verwerken van het voedsel in je lichaam.

2.1.1. in je longen wordt zuurstof uit de lucht opgenomen. het voedsel verbrandt in je lichaam en je ademt waterdamp en koolstofdioxide uit.

3. energie

3.1. bij verbranding in je lichaam komt ook energie vrij. deze energie gebruik je om te bewegen en om je lichaam warm te houden.

3.1.1. energie meet je in joule (J) joule is maar een kleine hoeveelheid energie. het is daarom handiger om energie uit te drukken in Kilojoule (KJ)

3.1.1.1. MJ, megajoule: 1 000 000 joule

3.1.1.2. KJ, kilojoule: 1000 joule

3.1.1.3. J, joule: 1

3.1.1.4. mJ, millijoule: 0,001

3.1.1.5. μJ, microjoule: 0,000001

3.1.2. 1 verdieping omhoog op school kost 10 KJ

3.1.3. bij 1 KM hardlopen verbrandt je lichaam 200 KJ

3.1.3.1. ook niks doen kost energie zo'n 20 van je energie gaat verloren aan het werken met je hersenen

3.1.4. een 14-jarige heeft gemiddeld 11000 KJ nodig per dag.

3.1.5. 1 kcal is gelijk aan 4,2 KJ

4. energie in voedsel

4.1. de energie in voedsel wordt meestal aangegeven in KJ (kilojoule) per 100 gram als het vast voedsel is (KJ/100 g). bij dranken wordt vaak KJ per 100 milliliter (KJ/100 mL).

4.1.1. verbrandingswarmte van voedsel=voedselwaarde

4.1.2. van alle voedingsstoffen gebruikt je lichaam allen de koolhydraten, vetten en eiwitten voor verbranding.

4.1.2.1. het verbranden van 1g koolhydraten of 1g eiwit levert 17 KJ op

4.1.2.2. het verbranden van 1g vet levert 38 KJ op

5. kernfusie op aarde

5.1. op aarde kan niet kernfusie plaatsvinden op een natuurlijke manier, daarom doen mensen dat met testopstellingen, dat wordt gedaan met sterke magneten en de want is gemaakt van wolfraam, dat is een metaal met een zeer hoog smeltpunt

5.1.1. in Frankrijk komt een grotere en een betere die ook daadwerkelijk en energie moet gaan opleveren, in die centrale krijgt het waterstofgas een tempratuur van 10 graden Celsius.

5.1.1.1. bij de testopstelling in Frankrijk is geen druk nodig

5.1.2. als het in de toekomst gaat lukken om met kernfusie elektriciteit te maken is het mogelijk om uit zeewater waterstof te halen en levert 1L zeewater dan evenveel op als 300L benzine.

6. branddriehoek

6.1. stoffen die kunnen branden noemen we brandstoffen. verbranding is een chemische reactie. brandstof gaat een verbinding aan met zuurstof. bij elke verbranding zijn er twee dingen nodig, brandstof en zuurstof.

6.2. kaarsvet is bij een kaars de brandstof, als je een glas over de kaar heen zet zal het vuur snel doven, dat komt omdat er geen zuurstof meer is. de lucht bestaat voor 20 procent uit zuurstof en voor 80 procent uit stikstof

6.3. als je blaast of de wind begint te waaien wordt een vuur groter

6.4. je hebt ook nog een bepaalde tempratuur nodig om een vuur te maken dat heet een ontbrandingstempratuur van een stof, dat is voor elke stof een andere tempratuur.

6.4.1. voor hou is het 270 graden Celsius maar voor staal 1100 graden Celsius.

6.4.2. de kop van een lucifer heeft een lage ontbrandingstempratuur, want hij ontbrand snel.

7. verbrandingsproducten

7.1. na de verbranding zijn de brandstof en/of de zuurstof verdwenen, en er zijn nieuwe stoffen ontstaan. bij veel verbrandingen ontstaat waterdamp en koolstofdioxide (CO2). dit verschijnsel heet een chemische reactie.

7.2. om een brand te blussen kun je verschillende manieren gebruiken

7.2.1. 1. zorg ervoor dat er geen zuurstof meer bij de brandstof kan komen

7.2.2. 2. koel de brandstof af tot onder de ontbrandingstempratuur

7.2.3. 3. neem de brandstof weg of laat alles opbranden

7.3. water is een bekend blusmiddel, het koelt de brandstof af, koolstofdioxide is ook bekend, het verdrijft de zuurstof dus dooft het vuur. schuimblussers zijn ook bekend die leggen een dekkende laag schuim over de brand.

7.3.1. olie moet je niet met water blussen want olie drijft op water en kan doorbranden. gebruik in plaats van water schuim. of doe bij een keukenbrand de deksel van de pan op de pan

8. verbrandingswarmte

8.1. verbrandingswarmte is de hoeveelheid energie die vrijkomt als je een 1 kg van een brandstof verbrand.

8.1.1. 1 kg droog hout: 16 MJ

8.1.1.1. om de energie van 20 kg droog hout te berekenen doe je: het aantal kilogram × het aantal MJ dat je al hebt

8.1.2. 1 kg steenkool: 29 MJ

8.1.3. bij vloeibare brandstoffen wordt de verbrandingswarmte meestal per liter vermeld en bij gassen per m³

9. hoe komt de zon aan energie?

9.1. de zon is geen vuur want er is geen zuurstof daar dus kan hij niet branden.

9.1.1. pas tussen 1930 en 1940 kwamen wetenschappers erachter hoe de zon aan zijn energie kwam.

9.1.1.1. op de zon verdwijnt waterstofgas en ontstaat heliumgas. dat is geen verbranding want er wordt geen zuurstof bij omgezet. het energieproces op de zon wordt kernfusie genoemd

9.1.1.2. kernfusie kan alleen bij een hele hoge tempratuur en veel druk

9.1.1.2.1. de zon is helemaal in de kern 15 miljoen graden Celsius, aan de buitenkant 5500 graden Celsius.

9.1.1.2.2. de zon bestaat al 4,6 miljard jaar en kan nog miljard jaar door met stralen

10. waterstofbom

10.1. kernfusie wordt wel toegepast in kernwapens. een waterstofbom is hiervan een voorbeeld.

10.1.1. in een waterstofbom zijn de druk en tempratuur hoog genoeg om waterstof om te zetten in helium