Kenmerkende aspecten van tijdvak 4

Tijdvak 4, samenvatting MEMO

Laten we beginnen. Het is Gratis
of registreren met je e-mailadres
Kenmerkende aspecten van tijdvak 4 Door Mind Map: Kenmerkende aspecten van tijdvak 4

1. 1. Opkomst van handel en ambacht -> herleven van een agrarische-urbane samenlaving

1.1. §1, De steden komen weer tot bloei

1.1.1. Toenemende handel in Europa vanaf de 11e eeuw

1.1.1.1. Toenemende opbrengsten van de landbouw

1.1.1.2. 1. Drieslagstelsel

1.1.1.3. 2. Woeste gronden toegevoegd aan landbouwgrond

1.1.1.4. 3. Betere techniek; ijzeren ploegen

1.1.2. Samenwerkende steden

1.1.2.1. Ontstaan Hanze steden in de 12e eeuw

1.1.2.1.1. Samenwerkingsverbond van handelssteden in Noord-Europa

1.1.3. Toename van voedsel

1.1.3.1. Gevolgen:

1.1.3.2. Groei van de bevolking

1.1.3.3. Handel nam toe

1.1.4. Ontstaan strategische punten

1.1.4.1. Langeafstandshandel

2. 2. Opkomst stedelijke burgerij en toenemende zelfstandigheid van steden

2.1. §1, De steden komen weer tot bloei

2.1.1. Landsheren actief

2.1.1.1. meer veiligheid

2.1.1.2. Groeiende vraag naar geld

2.1.1.3. Zilveren munten en gouden in gebruik(13e eeuw)

2.1.1.3.1. Ontwikkeling geldeconomie en geldhandel

2.1.2. Groeiende steden door de landbouw en de handel

2.1.2.1. Meer privileges

2.1.3. Stadsrechten

2.1.3.1. Leverde belastingen en militaire steun op voor de landsheren

2.1.4. Burgers met burgerrecht

2.1.4.1. De burgerij

2.1.5. Gilde

2.1.5.1. Zorgde voor groeiende zelfstandigheid

2.1.5.2. Verzwakte de feodale verhoudingen

3. 3. Het conflict in de christelijke wereld, wie recht op primaat?

3.1. §3, De strijd tussen de Paus en de keizer

3.1.1. De investituurstrijd

3.1.2. Pausen vonden dat zij recht haddem op wereldlijke macht. Deze opvatting van de paus, leidde tot een strijd.

3.1.2.1. Dus niet alleen binnen de kerk, maar ook buiten de kerk.

3.1.3. Volgens de leer was de wereld verdeeld 2 machtssferen: Ze moesten elkaar respecteren.

3.1.3.1. 1. De geestelijke

3.1.3.2. 2. De wereldlijke

3.1.4. Machtsstrijd. Koning of de paus?

3.1.5. Gevolg, investituuurstrijd

3.1.5.1. Paus verbood de keizer in Duitsland bisschoppen te benoemen.

3.1.5.2. Hij deed dat niet, leidde tot veel conflicten.

3.1.6. OPLOSSING, Compromis door de concordaat van Worms

3.1.6.1. Paus zou bisschop geestelijke macht geven, en de keizer gaf aan de bisschop de wereldlijke macht.

3.1.7. Ongunstig voor de keizer

3.1.7.1. Hoge geestelijken van adel, dus nog steeds meer macht.

3.1.7.2. Keizer werd beperkt

3.1.8. Gevolg

3.1.8.1. Duitse Rijk geen eenheid, maar bestond uit kleine en grote staten

4. 4. De expansie van de christelijke wereld, o.a. in de vorm van kruistochten

4.1. §2, de expansie van de christelijke wereld

4.1.1. Toename christendom in niet-Europese gebieden. Hoe?

4.1.2. 1. Reconquista, verovering van het islamitisch Spanje en Portugal.

4.1.2.1. Het rijk viel uiteen, christelijke legers verdreven de moslims

4.1.3. 2. Kruistochten, Katholieke kerk riep mannen op tegen de bezetters van het heilige land: de moslims.

4.1.3.1. Motieven op kruistochten te gaan:

4.1.3.2. 1. Roem

4.1.3.3. 2. Beloning (stuk grond)

4.1.3.4. 3. Als land financieel beter te worden

4.1.3.5. 4. Vergeving te krijgen voor je zonden

4.1.3.6. 5. Voor het avontuur

4.1.4. 3. De trek naar dunbevolkte gebieden in Oost-Europa, tegen niet christelijke volken en ze streefden naar gebiedsuitbreiding door landgebrek.

4.1.4.1. OOK BINNEN DE CHRSITELIJKE WERELD STRIJD.

4.1.4.1.1. Mensen die afweken van de officiële christelijke leer=ketters.

4.1.5. Gevolgen van de christelijke expansie

4.1.5.1. Kruistochten brachten geen succes.

4.1.5.1.1. Beslissend was de val van de stad Akko

4.1.6. 1. Veel slachtoffers door de kruistochten

4.1.7. 2. Handel tussen Europa en het Oosten werden bevorderd

4.1.8. 3. Er werden uitvindingen gedaan, o.a. het kompas -> goed voor op zee

4.1.9. 4. Verrijking van de Europese wetenschap,

5. 5. Het begin van staatsvorming en centralisatie

5.1. §4, het ontstaan van machtige staten

5.1.1. Edelen en koningen in conflict

5.1.1.1. Door verzet een Magna Charta getekend.

5.1.1.1.1. Waarbij de koning zich moest neerleggen bij bepalingen die zijn macht inperkten.

5.1.2. Leenheren werden machtiger dan leenmannen

5.1.2.1. Leenheren hadden meer veiligheid te bieden door belastingen

5.1.2.2. Ook breidde ze steeds meer hun gebied uit

5.1.2.3. Centralisatie van bestuur betekende een meer efficiënt bestuur en gelijke regels en belastingen.

5.1.3. Staatsvorming

5.1.3.1. Door de Magna Charta o.a. ontstond staatsvorming

5.1.3.1.1. De edelen en stedelingen wilden hun privileges niet afstaan

5.1.4. Centralisatie

5.1.4.1. Toch bleef het Duitse keizerrijk versnipperd.

5.1.4.1.1. Vorstendommen in het geheel tegen de keizer.

5.1.4.2. De Bourgondische hertogen en later de Hapsburgers deden aan centralisatiepogingen in de Noordelijke-Nederlanden.

5.1.4.3. In Frankrijk verliep centralisatie van de macht wel succesvol

5.1.5. Parlementen in Europa

5.1.5.1. Door de kosten van de oorlog ontstonden er in heel Europa parlementen

5.1.5.1.1. overlegorganen waarin de koning samenkwam met vertegenwoordigers uit de drie standen, de adel, geestelijkheid en de burgers.

5.1.6. Centralisatie in het Bourgondische Rijk

5.1.6.1. Nu Nederland en Belgie

5.1.6.1.1. Geen staat in de middeleeuwen